5 Opname
Het apparaat biedt u talrijke functies, die u bij een opname kunt
gebruiken of waarmee u de kwaliteit van een opname kunt verbeteren.
Met de timer-functie en de spraakactivering kunt u opnames
automatisch starten.
5.1 Opname maken
Voer voor het begin van een opname de gewenste instellingen met
betrekking tot opnamekwaliteit en microfoongevoeligheid uit.
Voor opnames in omgevingen met veel geluid op de achtergrond,
bijvoorbeeld in een mensenmenigte of tijdens een treinreis of
autorit, kunt u de ruisonderdrukking inschakelen, waardoor de
achtergrondgeluiden worden gedempt
Ruisonderdrukking in- en uitschakelen, pagina
Let op
• Haal de batterijen of accu's niet tijdens een opname uit het
apparaat. Daardoor kunnen gegevens worden beschadigd of
verloren gaan. Het apparaat kan defect raken.
1
Druk in stopmodus (startscherm) op aa, om de gewenste map
voor de opname te kiezen.
Afhankelijk van de geselecteerde opslaglocatie worden de
X
volgende symbolen weergegeven: u, v, w, x, y – intern
geheugen ¡, ¢, £, ¤, ¥ – Geheugenkaart weergegeven.
22
Opname
(zie ook hoofdstuk 9.1.4
33).
2
Richt de microfoon op de opnamebron en druk op de opnameknop
g.
Het apparaat neemt op en de status-LED brandt rood.
X
Op het display wordt de duur van de opname en de resterende
opnametijd in het geselecteerde geheugen weergegeven.
3
Tijdens de opname kunt u op de opnameknop drukken g, om de
opname te pauzeren.
X
De opname wordt onderbroken en de status-LED knippert
rood.
4
Door nogmaals op de opnameknop te drukken g, zet u de opname
voort.
5
Druk op de stopknop j, om de opname te beëindigen.
X
Het apparaat keert terug in stopmodus.
Inhoudsopgave