Bediening
4.6 Meetwaarden aanpassen
4.6.1 Nulpuntaanpassing
4.6.2 Instellingsfactor
24
Wanneer de vergelijkingsmetingen in het laboratorium niet voldoende
overeenstemming met de meetwaarden van de sensor opleveren, kan er bij wijze
van overgang tot aan het eerstvolgende bezoek door de klantenservice een
elektronische meetwaarde-aanpassing tot stand worden gebracht.
De instellingen dienen ook alleen te worden uitgevoerd als een nulpuntcontrole na
reiniging van het meetvenster evenals de verificatie niet tevredenstellend waren.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Druk op SENSOR-SETUP en bevestig uw keuze.
3. Druk op KIES SENSOR (bij meer dan één sensor) en bevestig uw keuze.
4. Druk op KALIBRATIE en bevestig uw keuze.
5. Kies OFFSET en bevestig uw keuze.
6. Voer handmatig een nulpuntverschuiving (offset) uit door xx mE te wijzigen en
bevestig uw keuze.
7. Druk op de terug-toets om het menu KALIBREREN te verlaten.
8. Dompel de sensor onder op de meetlocatie en bevestig SENSOR IN
MEDIUM.
9. Bevestig KLAAR. Automatische wisprocedure en terug naar metingen.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Druk op SENSOR-SETUP en bevestig uw keuze.
3. Druk op KIES SENSOR (bij meer dan één sensor) en bevestig uw keuze.
4. Druk op KALIBRATIE en bevestig uw keuze.
5. Druk op FACTOR en bevestig uw keuze.
6. Wijzig de Factor x.xx en bevestig uw keuze. De actuele meetwaarde wordt
met deze factor van 0,80–1,20 vermenigvuldigd, voordat hij als berekende
waarde in het display verschijnt.
7. Druk op de terug-toets om het menu KALIBREREN te verlaten.
8. Dompel de sensor onder op de meetlocatie en bevestig SENSOR IN
MEDIUM.
9. Bevestig KLAAR. Automatische wisprocedure en terug naar metingen.