Inhoudsopgave
Advertenties
Bediening
4.5.1 Verifiëren
4.5.2 Nulpuntkalibratie
22
1. Open het HOOFDMENU.
2. Druk op SENSOR-SETUP en bevestig uw keuze.
3. Druk op KIES SENSOR (bij meer dan één sensor) en bevestig uw keuze.
4. Druk op KALIBRATIE en bevestig uw keuze.
5. Verwijder de sensor uit het bassin en spoel de meetspleet met water.
6. Druk op VERIFICATIE en bevestig uw keuze. De wisser wordt uitgeschoven.
7. Bevestig FILTER INVOEGEN, DRUK OP ENTER OM DOOR TE GAAN...
8. Bevestig ALS STABIEL DRUK OP ENTER X.X
9. Druk op KALIBRATIE en bevestig uw keuze.
10. Wijzig in 1-PUNTS-KAL. (+x.x) de instelwaarde-instelling volgens het testglas
en bevestig uw keuze.
11. Bevestig FACTOR: X.XX.
12. De gecorrigeerde meetwaarde wordt weergegeven. Bevestig ALS STABIEL
DRUK OP ENTER X.X.
13. Druk op EINDE en bevestig uw keuze.
14. Bevestig VERWIJDER FILTER, DRUK OP ENTER.
Vervolgens wordt de wisser uitgeschoven. Dompel de sensor onder op de
meetlocatie.
15. Druk op de terug-toets om het menu KALIBREREN te verlaten.
16. Bevestig SENSOR IN MEDIUM.
17. Bevestig KLAAR. Automatische wisprocedure en terug naar metingen.
1. Open het HOOFDMENU.
2. Druk op SENSOR-SETUP en bevestig uw keuze.
3. Druk op KIES SENSOR (bij meer dan één sensor) en bevestig uw keuze.
4. Druk op KALIBRATIE en bevestig uw keuze.
5. Selecteer NULP.-KAL en bevestig uw keuze.
6. Verwijder de sensor uit het bassin en spoel de meetspleet met water. Lijn de
meetspleet horizontaal uit en vul hem volledig met gedestilleerd water.
Bevestig DEMI-WATER VULLEN, DRUK OP ENTER OM DOOR TE GAAN.
7. Bevestig ALS STABIEL DRUK OP ENTER, DEXT: +/- X.X mE.
Advertenties
Inhoudsopgave
