12
3.4 Rijden in bochten
Bij het rijden in een bocht zwenkt het aandrijfwiel [8] uit de middelste positie naar links
of naar rechts. Hierbij wordt de snelheid stapsgewijs automatisch gereduceerd tot de aan-
drijfeenheid uiteindelijk wordt uitgeschakeld, aangezien bij het rijden in een bocht met
te hoge snelheid het gevaar bestaat dat de rolstoel kantelt.
Als de stuurhoek voor het uitschakelen van de aandrijving wordt gereduceerd, wordt de
snelheid stapsgewijs weer verhoogd.
Als het aandrijfwiel zich buiten de toegestane rijpositie bevindt (meer dan 45° naar
rechts of links), deactiveert de aandrijfeenheid de ondersteuning en kan deze niet meer
worden geactiveerd. Pas wanneer het aandrijfwiel zich weer in de rijpositie bevindt
(afbeelding B) kan de aandrijving door draaien aan het snelheidswiel op de bedienings-
eenheid weer worden geactiveerd.
De activering van de rijondersteuning is niet remanent. Dit betekent dat wanneer het
wiel zich bij het activeren niet in het bereik van de rijpositie bevond of het toegestane
bereik van de rijpositie heeft verlaten en nu in de rijpositie wordt geplaatst, het rijcom-
mando opnieuw moet worden gegeven. De snelheid moet door draaien aan het snelheids-
wiel op de bedieningseenheid opnieuw op de gewenste snelheid worden ingesteld.
Als de aandrijfeenheid is ingeschakeld en kan worden geactiveerd, brandt op de aandrijf-
eenheid de aan-/uitknop [3] met een groene kleur en wordt in de indicatie [2] de capaci-
teit van de accu weergegeven. Aan de bedieningseenheid brandt in het indicatieveld [12]
8
de led [f] in functie van de capaciteit van de accu met een groene, gele of rode kleur, de
leds [a] tot en met [e] geven de capaciteit van de accu weer. Als vanwege te ver draaien
van het aandrijfwiel [8] de aandrijving wordt uitgeschakeld, brandt op de aandrijfeenheid
de aan-/uitknop [3] met een groene kleur, de led [c] knippert wit. Aan de bedienings-
eenheid brandt in het indicatieveld [12] de led [f] in functie van de capaciteit van de
accu met een groene, gele of rode kleur, terwijl de led [c] eveneens wit knippert.
A
Belangrijke veiligheidsinstructie
Bij verschillende rijsituaties, bijvoorbeeld bij het nemen van een scherpe
bocht vanuit stilstand, is het niet uitgesloten dat het aandrijfwiel [8]
180 graden verdraait. In deze positie is de aandrijving uitgeschakeld en
bevindt deze zich bijgevolg in vrije loop. Deze foute wielpositie (afbeel-
ding A) kan (met name bij het rijden op een helling) als gevolg hebben
dat een recuperatie plaatsvindt en ernstige schade aan de smoov aandrij-
feenheid niet kan worden uitgesloten. Let er daarom op dat het aandrijf-
wiel [8] steeds in de correcte rijpositie (afbeelding B) staat.
Waarschuwing - gevaar voor beknelling van handen
Grijp in het zwenkbereik van het aandrijfwiel [8] nooit tussen de
behuizing en de vork van het aandrijfwiel.
B
Aanwijzing voor het starten na stilstand en voor het activeren van de aandrijfeen-
heid
Controleer vóór het inschakelen van de aandrijving of het aandrijfwiel [8] correct in
rijrichting staat (afbeelding B). Als de witte led (f) in het indicatieveld (12) van de
bedieningseenheid knippert, bevindt het aandrijfwiel zich niet in de correcte positie. In
dit geval moet u eerst handmatig via de grijpbanden vooruit starten, waardoor het aan-
drijfwiel vanzelf in de correcte rijpositie zwenkt. Op het indicatieveld (12) van de bedie-
ningseenheid wordt nu de capaciteit van de accu constant via de witte leds weergegeven.
Daarna kan het systeem weer via het snelheidswiel van de bedieningseenheid worden
geactiveerd; de gebruiker moet de gewenste snelheid opnieuw selecteren.