Hoofdstuk 9
De printer beheren (Mac OS X v10.2)
Gebruik Afdrukbeheer om afdruktaken te beheren. Het beheren van de printer omvat de
volgende taken:
●
Een printer toevoegen
●
Een standaardprinter selecteren
●
Een printer verwijderen
Een printer toevoegen
Volg deze stappen om een printer aan uw computer toe te voegen:
1.
Klik in de Finder op Programma's, vervolgens op Hulpprogramma's en dubbelklik
tot slot op Afdrukbeheer.
2.
Klik op Voeg printer toe.
Het dialoogvenster Voeg printer toe verschijnt.
3.
Selecteer het verbindingstype voor de printer (bijvoorbeeld USB).
4.
Selecteer de naam van de printer in de lijst.
5.
Klik op Voeg toe.
Een standaardprinter selecteren
Volg deze stappen om de printer in te stellen als standaardprinter:
1.
Klik in de Finder op Programma's, vervolgens op Hulpprogramma's en dubbelklik
tot slot op Afdrukbeheer.
2.
Selecteer de printer en klik vervolgens op de knop Maak standaard.
De naam van de printer wordt vet weergegeven om aan te geven dat het de
standaardprinter is.
Een printer verwijderen
Volg deze stappen om een printer van uw computer te verwijderen:
1.
Klik in de Finder op Programma's, vervolgens op Hulpprogramma's en dubbelklik
tot slot op Afdrukbeheer.
2.
Klik op de printernaam die u wilt verwijderen.
3.
Klik op Verwijder.
De status van een afdruktaak weergeven en wijzigen (Mac
OS x 10.3 en later)
Als u een document op de achtergrond afdrukt, kunt u via Printerconfiguratie de
voortgang van het afdrukken zien.
Volg deze stappen op om de status van een afdruktaak te controleren:
1.
Klik in de Finder op Programma's, vervolgens op Hulpprogramma's en dubbelklik
tot slot op Printerconfiguratie.
2.
Dubbelklik op de printernaam om de afdrukrij weer te geven.
3.
Klik op een afdruktaak om deze te selecteren.
94
HP Deskjet 6980 series