3.
Schuif de papierbreedtegeleider helemaal naar links en trek de papierlengtegeleider
naar voren.
4.
Plaats de kaarten zo veel mogelijk naar rechts in de invoerlade.
Het papier moet met de afdrukzijde naar beneden liggen en de korte rand moet in
de richting van de printer wijzen.
5.
Schuif de kaarten zo ver mogelijk in de printer.
6.
Schuif de papiergeleiders stevig tegen de kaarten.
7.
Plaats de uitvoerlade terug.
Afdrukken
1.
Open het dialoogvenster
–
Papierformaat: een geschikt kaartformaat.
–
Afdrukstand: de juiste afdrukstand
2.
Klik op OK.
3.
Open het dialoogvenster Print.
4.
Selecteer het paneel Papier/Kwaliteit en geef de volgende instellingen op:
–
Bron: Bovenste lade
–
Papiersoort: Automatisch of de juiste papiersoort
–
Kwaliteit: Normaal of Best
5.
Selecteer desgewenst nog andere afdrukinstellingen en klik op Druk af.
Opstrijkpatronen
Richtlijnen
●
Wanneer u in spiegelbeeld afdrukt, worden de tekst en afbeeldingen horizontaal
gedraaid ten opzichte van wat op het computerscherm staat.
●
Zorg dat u de capaciteit van de invoerlade niet overschrijdt: 20 opstrijkpatronen.
Gebruikershandleiding
Pagina-instelling
en selecteer de volgende instellingen:
83