Telefoongebruik
Met uw hoortoestel kunt u de telefoon gebruiken zoals u gewend bent. Houd de telefoon zoals gebruikelijk
tegen uw oor. Het is mogelijk dat u duidelijker hoort als u de telefoon richting de bovenkant van uw oor houdt
(dichter bij de microfoon).
Als telefoneren lastig is omdat de tip in uw gehoorgang drukt, dan kan het zijn dat
u een slangetje met andere afmetingen nodig heeft. Neem in dit geval contact op
met uw audicien.
Uw audicien kan een telefoonprogramma instellen dat u kunt inschake-
len als u de telefoon gebruikt. Dit programma vergemakkelijkt het luiste-
ren aan de telefoon. Als u een hoortoestel heeft met een drukknop, kunt
u dit programma handmatig inschakelen. Uw audicien kan ook de functie
AutoPhone inschakelen, zodat uw toestel automatisch naar het telefoonprogramma schakelt.
AutoPhone
Met de functie AutoPhone kan uw hoortoestel automatisch naar uw telefoonprogramma schakelen als de
telefoon bij het oor gehouden wordt. Als u de telefoon weer van uw oor weghaalt, schakelt het hoortoestel
weer naar het laatst gebruikte luisterprogramma.
26