13. Verwijder de
kuvet.
17. Installeer de
proceskop (of de
automatische
reinigingsmodule).
Hoofdstuk 7 Verificatie
Gebruik het optionele kalibratiedeksel en een verzegelde kuvet met StablCal-standaard van 10 NTU
(of een StablCal-standaard van 10 NTU en een spuit) om een primaire kalibratieverificatie uit te
voeren. Als alternatief gebruikt u het optionele kalibratiedeksel en de optionele glazen
controlestandaard (< 0,1 NTU) om een secundaire kalibratieverificatie uit te voeren in het lagere
troebelheidsbereik.
Voer onmiddellijk na elke kalibratie een controle van de kalibratie uit door de controlestandaard te
meten en sla de gemeten waarde op het instrument op.
Voer tussen kalibraties verificaties uit conform de wettelijke richtlijnen om vast te stellen of het
instrument correct werkt en is gekalibreerd.
Wanneer een verificatie tussen kalibraties wordt uitgevoerd, wordt de controlestandaard gemeten.
De gemeten waarde wordt vergeleken met de vastgelegde waarde van de controlestandaard.
7.1 Controle-instellingen configureren
Meet de waarde van de controlestandaard. Stel het acceptabele bereik en de meeteenheden voor de
controle in. Stel de controleherinnering en het type menugeleide controle in. Stel het uitvoergedrag
tijdens de controle in.
42 Nederlands
14. Voer stap 4 t/m
12 opnieuw uit totdat
alle
standaardkuvetten
zijn gemeten.
18. Druk op ENTER
om de
kalibratiewaarde op
te slaan. Het
statusindicatielampje
blijft groen.
15. Als de waarde
van de
controlestandaard
op het display wordt
weergegeven, voert
u stap 6 t/m 12
opnieuw uit om de
controlestandaard te
meten.
16. Zorg ervoor dat
er geen water op de
proceskop (of de
automatische
reinigingsmodule)
aanwezig is. Droog
alle gemorste
vloeistof om te
voorkomen dat water
de meetschacht
binnendringt.