Optie
MENUGELEID
13
KAL.-CURVE
CONTROLE NA KAL. Stelt in dat het instrument een controle start onmiddellijk nadat het
KAL.-HERINN.
UITGANGSMODUS
KAL-PUNTEN
FABRIEKS-KAL.
12
Of de Claros-gebruikersinterface voor Claros-controllers zonder display.
13
Selecteer de juiste instelling voor de kalibratie met StablCal-kuvetten met RFID-procedure. Zie
het betreffende hoofdstuk van deze handleiding.
30 Nederlands
Beschrijving
Stelt de menugeleide kalibratie in op VERZEG. KUVET, SPUIT of UIT
(standaard). Er worden kalibratie-instructies weergegeven op het
12
controllerdisplay
tijdens de kalibratie wanneer ingesteld op VERZEG.
KUVET of SPUIT.
Opmerking: De optie MENUGELEID wordt niet weergegeven wanneer
verzegelde kuvetten met RFID worden gebruikt.
Selecteert het soort standaard en de kalibratiecurve (bereik).
STABLCAL 0–40 NTU (standaard)—1-puntskalibratie (20 NTU) met
StablCal.
STABLCAL 0–700 NTU—2-puntskalibratie (20 NTU en 600 NTU) met
StablCal.
FORMAZINE 0–40 NTU—2-puntskalibratie (20 NTU en
verdunningswater) met formazine.
FORMAZINE 0–700 NTU—3-puntskalibratie (20 NTU en 600 NTU en
verdunningswater) met formazine.
AANGEPAST—2- tot 6-puntskalibratie (0,02 tot 700 NTU) met StablCal
of formazine. De gebruikers selecteert het aantal kalibratiepunten en de
waarde van elk kalibratiepunt.
instrument is gekalibreerd. Als deze optie is ingeschakeld, wordt de
verificatiestandaard onmiddellijk na een kalibratie gemeten. Raadpleeg
Controle-instellingen configureren
Stelt het tijdsinterval tussen kalibraties in. Het display geeft een
herinnering weer wanneer een kalibratie moet worden uitgevoerd.
Wanneer een kalibratie is voltooid, wordt de kalibratietijd teruggezet op
nul. Opties: UIT (standaard), 1 dag, 7 dagen, 30 dagen of 90 dagen.
Selecteert het uitvoergedrag tijdens de kalibratie. ACTIEF—De
uitgangen blijven de meetwaarden geven tijdens de kalibratie.
VASTHOUDEN (standaard)—Houdt de uitvoer op de laatste
meetwaarde vóór kalibratie. De uitgangen geven de meetwaarden
opnieuw wanneer de kalibratieprocedure is voltooid. TRANSINSTEL—
Stelt de uitvoer in op de ingestelde overdrachtwaarde die in de
controllerinstellingen is geselecteerd. Raadpleeg de instelling van de
controller voor meer informatie.
Wanneer de KAL-CURVE is ingesteld op AANGEPAST, stelt deze
optie het aantal kalibratiepunten in (2 tot 6). Deze optie wordt alleen
weergegeven wanneer de KAL-CURVE is ingesteld op AANGEPAST.
Verandert de kalibratie-instellingen naar de standaardwaarden uit de
fabriek.
op pagina 42.