7.
Toets + / VACUUM STOP
Hiermee wordt de actieve functie gestopt en verdergegaan met de volgende programmastap. In de
programmeermodus wordt met deze toets de waarde van de geselecteerde parameter verhoogd.
8.
Vacuümmeter
Toont de druk in de vacuümkamer. Een waarde van -1 bar komt overeen met 99% vacuüm.
6.2
Machine opstarten
1.
Steek de stekker in het stopcontact.
2.
Druk op de aan/uit-knop op het bedieningspaneel om de bediening in te schakelen.
Bij het eerste opstarten of het beluchten worden mogelijk 2 streepjes op het display weergegeven. Dit betekent
dat de machine moet worden belucht. Open in dat geval het deksel om de machine te beluchten.
6.3
Verpakkingscyclus starten
De machine moet zijn opgestart volgens Machine opstarten op pagina 15 voordat u een verpakkingscyclus start.
1.
Plaats het product/de producten.
a.
Stop het product/de producten in de vacuümzak.
b.
Plaats de vacuümzak in/op de vacuümkamer. Zorg ervoor dat de opening(en) juist geplaatst zijn
op de sealpositie(s).
2.
Sluit het deksel.
De verpakkingscyclus start.
6.4
Doorgaan naar de volgende stap van de cyclus
Voor sommige producten kan het nodig zijn om in de verpakkingscyclus door te gaan naar de volgende stap in
het programma voordat de vacuümtijd of het vacuümniveau bereikt is.
1.
Ga door naar de volgende stap van de cyclus.
Druk op de toets + / VACUUM STOP.
De volgende stap wordt gestart.
6.5
Een programma beëindigen
Programma's zoals het verpakkingsprogramma of het pompreinigingsprogramma kunnen op elk moment gestopt
worden.
1.
Stop het programma.
Druk op de toets – / STOP.
Het programma wordt gestopt en de vacuümkamer wordt belucht.
6.6
Programma-instellingen wijzigen
6.6.1
1-programmabesturing
Deze sectie beschrijft de eenheden en grenzen van de parameters en hoe parameters aangepast kunnen worden.
Zie Bedieningselementen 1-programmabesturing op pagina 14 voor een overzicht van de bedieningselementen
van de 1-programmabesturing.
1. Blader met de cursortoets naar de gewenste parameter.
De led vóór de functie licht op bij de geselecteerde functie.
2. Druk op de toets – / STOP en de toets + / VACUUM STOP om de waarde aan te passen.
De toets – / STOP en de toets + / VACUUM STOP moeten enkele seconden ingedrukt worden gehouden om
de waarde aan te passen. Zo wordt voorkomen dat instellingen ongewenst worden gewijzigd.
3. Druk op de cursortoets om de nieuwe parameter te activeren.
15