4
Selecteer de te meten
controleoplossing. Het niveau
(level) wordt later tijdens de
meting ingevoerd.
6
Houd de druppel tegen de
gele rand van de teststrip.
Breng geen controle-
oplossing op aan de
bovenkant van de teststrip.
Functiecontrolemetingen
5
Verwijder de dop van het flesje. Veeg
de punt van het flesje goed af met
een tissue. Knijp zachtjes in het
flesje, zodat er een druppeltje
vloeistof op de punt wordt gevormd.
Er wordt een knipperend
zandlopersymbool
weergegeven, als er
voldoende controle-
oplossing in de teststrip
is opgezogen.
3
21