n
Het uitvallen van belangrijke functies van de
apparatuur.
n
Het feit dat voorgeschreven methodes betref-
fende normaal en technisch onderhoud niet
werken.
n
Het in gevaar brengen van personen door elek-
trische en mechanische effecten.
1.5 Veiligheidsbewust werken
De in deze handleiding vermelde veiligheidsin-
structies, de bestaande nationale voorschriften ter
voorkoming van ongevallen evenals eventuele
interne arbeids-, bedrijfs- en veiligheidsvoor-
schriften van het bedrijf moeten in acht worden
genomen.
1.6 Veiligheidsinstructies voor de
exploitant
De veiligheid van de apparaten en componenten is
alleen gegarandeerd bij het bedoeld gebruik en in
volledig gemonteerde toestand.
Dit apparaat kan door kinderen vanaf 8 jaar en
ouder, evenals door personen met verminderde
fysieke, sensorische of geestelijke capaciteiten of
gebrek aan ervaring en kennis worden gebruikt,
indien zij onder toezicht staan of geïnstrueerd zijn
over het veilige gebruik van het apparaat en de
daaruit resulterende gevaren begrijpen. Kinderen
mogen niet met het apparaat spelen. Reiniging en
onderhoud mogen niet door kinderen zonder toe-
zicht worden uitgevoerd.
Het plaatsen, installeren en onderhouden van
n
de apparaten en componenten mag alleen
gebeuren door vakpersoneel.
Indien de stroomkabel van dit apparaat
n
beschadigd raakt, moet deze door de fabrikant,
diens servicedienst of door een soortgelijk
gekwalificeerde persoon vervangen worden om
gevaar te vermijden.
n
De bediening van apparaten of componenten
met zichtbare defecten of beschadigingen is
verboden.
n
De apparaten mogen niet in ruimtes worden
opgesteld en gebruikt waar gevaar op explo-
sies bestaat.
n
De apparaten mogen niet worden opgesteld en
gebruikt in een olie-, zwavel-, chloor- of zout-
houdende atmosfeer.
n
De apparaten moeten rechtop en stabiel opge-
steld worden.
De apparaten of componenten mogen niet
n
worden blootgesteld aan mechanische belas-
ting, extreme vochtigheid of extreme tempera-
turen.
n
Alle delen van de behuizing en openingen, bijv.
luchtin- en uitgangen, moeten vrij zijn van
vreemde voorwerpen. Een vrije luchtaanzui-
ging en luchtuitlaat moet altijd gegarandeerd
zijn.
n
De apparaten mogen tijdens het gebruik niet
worden afgedekt.
n
Nooit andere voorwerpen in de apparaten
steken.
n
De apparaten mogen tijdens het gebruik niet
worden getransporteerd.
n
De apparaten mogen alleen met een leeg con-
densreservoir en droge verdamper getranspor-
teerd worden.
n
Alle elektrische kabels buiten de apparaten
moeten worden beschermd tegen beschadi-
ging (bijv. door dieren enz.).
n
De condensreservoirs moeten voor iedere ver-
andering van plaats worden geleegd.
n
De apparatuur dient tenminste eenmaal jaar-
lijks door een deskundige gecontroleerd te
worden op werkveiligheid en functie. Visuele
controles en reinigingswerkzaamheden mogen
in spanningsloze toestand door de gebruiker
uitgevoerd worden.
AANWIJZING!
Verlengingen van de aansluitkabel mogen
alleen worden uitgevoerd door geautoriseerd
elektrotechnisch vakpersoneel, waarbij gelet
moet worden op het opgenomen vermogen van
het apparaat en de kabellengte en waarbij reke-
ning moet worden gehouden met het gebruik
ter plaatse.
AANWIJZING!
Werkzaamheden aan de koelinstallatie en aan
de elektrische uitrusting mogen alleen door een
speciaal geautoriseerd vakbedrijf worden uitge-
voerd!
1.7 Veiligheidsvoorschriften voor
montage-, onderhouds- en
inspectiewerkzaamheden
n
Bij het installeren, het repareren, het onder-
houden of het reinigen van de apparaten
moeten geschikte maatregelen worden
genomen om de van de apparaten uitgaande
gevaren voor personen te voorkomen.
n
Het opstellen, aansluiten en gebruik van de
apparaten en componenten moet volgens de
gebruiks- en bedrijfsomstandigheden uit de
gebruikshandleiding en de geldende lokale
voorschriften gebeuren.
5