5.3 Storingenlijst
Raadpleeg onderstaande lijst om storingen op te sporen voordat u contact opneemt met de serviceafdeling
van Munters. De lijst biedt hulp bij het identificeren van storingen die eenvoudig kunnen worden verholpen
zonder de hulp van speciaal opgeleid personeel.
Storingsymptoom
Mogelijke oorzaak
Apparaat is gestopt.
Het storingslampje
brandt.
De luchtontvochtiger
lijkt juist te werken maar
regelt de luchtvochtigheid
niet.
Tabel 5.1 Storingenlijst
190TNL-1012-A1006
De aan/uit-schakelaar is per abuis
uitgeschakeld.
Geen voeding op het apparaat.
De luchtontvochtiger is per abuis op
automaat gezet, zonder dat een hygrostaat
is aangesloten.
Hygrostaatstoring (automaat).
Temperatuurbeveiliging is geactiveerd (zie
Figuur 5.1
).
De regeneratietemperatuur is te laag.
De regeneratieluchtstroom is incorrect.
Controleer de kanalen (indien
aangebracht) en het filter op verstopping of
lekkages. Controleer dat de meetpunten
niet lekken.
Storing in de rotoraandrijving.
Hygrostaat functioneert niet goed.
Storingen zoeken
Correctieve handeling
Zet de aan/uit-schakelaar op On en controleer dat de
luchtontvochtiger start.
Controleer de netvoeding van het apparaat.
Zet de bedrijfsstand op handbediening en controleer dat de
luchtontvochtiger start.
Zet de bedrijfsstand op handbediening en controleer dat het
apparaat start. Wanneer het apparaat start, is de hygrostaat
waarschijnlijk defect.
Controleer de hygrostaat door te kijken of de luchtontvochtiger
start wanneer de instelwaarde van de hygrostaat wordt
verlaagd. Stel de hygrostaat weer in op de oude waarde na de
controle. Kalibreer de hygrostaat zonodig of vervang deze.
Controleer dat het filter en de kanalen niet verstopt zijn en
reset de temperatuurbeveiliging wanneer het apparaat is
afgekoeld. De belangrijkste oorzaken van activering van de
temperatuurbeveiliging zijn:
- storing in de regeneratieluchtstroom
- verstopping van filter of kanaal
- blokkering van het rotorblad van de ventilator
Controleer de werking van het verwarmingselement.
Controleer de kanalen (indien aangebracht) en het filter op
verstopping of lekkages. Controleer dat de meetpunten niet
lekken.
Stel de proces- en regeneratieluchtstromen af met de
regelkleppen voor droge en natte lucht.
Controleer de aandrijfriem en -motor van de rotor.
Controleer de werking en kalibratie van de hygrostaat volgens
de aanbevelingen van de fabrikant.
23