3.7 Luchtkanaal-/slangaansluitingen
3.7.1 Algemeen
OPMERKING!
Geluidsreductie kan worden bereikt door de luchtontvochtiger aan te sluiten op luchtkanalen.
Volg onderstaande instructies wanneer kanalen of flexibele slangen op de luchtaansluitingen van het
apparaat moeten worden aangesloten.
De kanaallengte moet zo kort mogelijk worden gehouden om statische drukverliezen tot een minimum
■
te beperken.
Voor optimale prestaties moeten alle kanaal- en slangverbindingen lucht- en dampdicht zijn.
■
Zorg bij ontwerp en installatie van kanaalwerk voor voldoende ruimte voor bediening en onderhoud.
■
Er moet een luchtregelklep worden geïnstalleerd om het juiste debiet voor de regeneratielucht te
■
handhaven. Deze regelklep moet worden geïnstalleerd in het kanaalwerk van de natte-luchtafvoer,
zie Figuur 3.2 en Figuur 3.3 . Volg voor het afstellen van het debiet de instructies in paragraaf
3.10, Instelgegevens luchtstroom.
Kanaalwerk voor natte lucht moet onder afschot worden geïnstalleerd om condens te kunnen afvoeren.
■
Kanaalwerk voor natte lucht moet op lage punten worden voorzien van geschikte afvoeren om te
voorkomen dat zich condens kan ophopen. Condensatie kan ook worden voorkomen door het kanaal te
voorzien van ten minste 25 mm geschikt isolatiemateriaal.
Monteer een rooster op de kanaalopening om te voorkomen dat vogels en ongedierte in het apparaat
■
kunnen komen. Plaats de opening zo, dat er geen regen of sneeuw in de kanalen kan komen.
Het natte-luchtkanaal of de slang moet corrosiebestendig zijn en bestand zijn tegen temperaturen tot
■
70℃.
De minimale afstand tussen de uitblaas van de droge of de natte lucht en een muur is 0,5 m.
■
Waar de kanalen de maximale lengten overschrijden die in de volgende tabel gespecificeerd staan, dienen
■
deze regelkleppen in de afvoerkanalen voor de droge en natte lucht te bevatten om de luchtdebieten te
balanceren:
Afvoer
Natte lucht
Droge lucht
Tabel 3.1 Kanaallengten
OPMERKING!
Wanneer u lange kanalen gebruikt, dienen regelkleppen te worden aangebracht om de
hoeveelheid droge lucht t.o.v. regeneratielucht te balanceren. Voor een optimale bedieningsefficiëntie van de
luchtontvochtiger is een correcte balans van groot belang. Zie voor details over het afstellen van de luchtstroom
paragraaf 3.10, Instelgegevens luchtstroom.
8
Kanaaldiameter
80 mm
100 mm
Installatie
Maximale kanaallengte
10,0 m
15,0 m
190TNL-1012-A1006