OPMERKING!
Afhankelijk van de stand van de jumper op de regelprintplaat, kan de ventilator
blijven draaien nadat de regeneratieluchtverwarming is uitgeschakeld. Zie voor details paragraaf
3.15, Continu ingeschakelde ventilator.
4. Verlaag langzaam de instelwaarde van de hygrostaat. Controleer dat wanneer de instelwaarde lager is
dan de RV van de te ontvochtigen ruimte, de luchtontvochtiger inschakelt (verwarmingslampje brandt
en ventilator draait). Laat het apparaat ca. 15 minuten draaien om de bedrijfsomstandigheden te laten
stabiliseren.
5. Stel de hygrostaat in op de gewenste RV-waarde.
6. Zet de hoofdschakelaar op
minuut) is gestopt.
A
Figuur 3.9 Locatie standenschakelaar en functies op controlepaneel.
1. Hoofdschakelaar AAN/UIT
3.13 Opties
3.13.1 Extern alarm
Op de regelprintplaat kan rechtstreeks een externe alarmvoorziening worden aangesloten (zie figuur
Figuur 3.10 ). De alarmuitgang bestaat uit een spanningsvrij relaiscontact (max. belasting 240 V, 10 A). Dit
contact wordt gesloten wanneer het apparaat uitschakelt door activering van de temperatuurbeveiliging.
3.14 Stoppen
Zet de hoofdschakelaar van het apparaat op
190TNL-1012-A1006
en controleer dat het verwarmingslampje uitgaat en de ventilator (na ca. 1
1
2 3
2. Verwarmingslampje
.
Installatie
4
3. Storingslampje
4. Urenteller
17