4.16
Werken met de bedieningseenheid met spiraalkabel (CD9)
De bedieningseenheid wordt gebruikt wanneer de laadklep in werkstand staat voor de
functies omhoog, omlaag en kantelen. De knoppen hebben een zogenaamde dodemansbe-
diening, wat betekent dat wanneer de bedieningsknop wordt losgelaten, de beweging van
de laadklep onmiddellijk stopt.
1
2
3
FUNCTIES
1
Omhoog
2
Kantelen
3
Omlaag
55
Uitvoering