De scanner inschakelen
en de installatie van de
Kodak-software
voltooien
Toepassingen installeren
A-61527_nl mei 2006
Wanneer de USB- en/of SCSI-kabel is aangesloten, de scanner op de
stroomvoorziening is aangesloten en de Kodak-software is geïnstalleerd,
wordt de installatie voltooid wanneer de computer en de scanner in de
juiste volgorde worden aangezet.
1. Schakel de hostcomputer uit.
2. Gebruik de aan/uit-schakelaar achter op de scanner om de scanner
aan te zetten (I).
Wanneer u de scanner inschakelt, worden een aantal zelftests
uitgevoerd en gaat het groene indicatielampje knipperen. Wanneer
de tests zijn uitgevoerd en het apparaat gereed is om te scannen,
stopt het indicatielampje met knipperen en blijft het branden. Als de
zelftest niet lukt, raadpleegt u hoofdstuk 6, Problemen oplossen.
3. Schakel de hostcomputer in.
De volgende schermen zijn gebaseerd op Windows 2000 en kunnen op
uw computer anders zijn wanneer u een ander besturingssysteem hebt.
De scanner wordt automatisch gedetecteerd.
4. Raadpleeg het gedeelte "De scannerinstallatie controleren" in
hoofdstuk 3 om de scanner te testen.
Raadpleeg het gedeelte "Scanner werkt niet" in hoofdstuk 6 Problemen
oplossen als de installatie van de stuurprogramma's mislukt is.
De Kodak-scanvalidatietool wordt automatisch geïnstalleerd bij de installatie
van de Kodak-software. Raadpleeg het gedeelte getiteld "De
scannerinstallatie controleren" in hoofdstuk 3 voor instructies en gebruik.
Bij de scanner worden ook andere scantoepassingen geleverd.
Wanneer u een van deze toepassingen wilt gebruiken, of wanneer
u een andere, niet-bijgeleverde, toepassing wilt gebruiken, raadpleegt
u de gebruikershandleiding bij deze toepassingen voor instructies over
de installatie en het gebruik van de software.
17