2.
3.
Sluit het andere einde van de kabel aan op een vrije USB-poort van uw computer, maar niet op de
poort voor het USB-toetsenbord.
De printer aansluiten op het netwerk
1.
Zorg dat de printer, computer en alle andere aangesloten apparatuur is uitgeschakeld en van de
netvoeding is gekoppeld.
2.
Verbind een uiteinde van een standaard UTP-netwerkkabel (Unshielded Twisted Pair) van categorie 5
met een LAN-drop of -hub en het andere uiteinde met de Ethernet-netwerkpoort aan de achterkant van
de printer. De printer past zich automatisch aan de netwerksnelheid aan.
OPMERKING:
Nadat u de printer hebt aangesloten, moet u de netwerkparameters op het
bedieningspaneel configureren. Zie "Netwerkconfiguratiepagina afdrukken" .
De printer aanzetten
OPGEPAST:
Het fuserbereik achteraan in de printer warmt sterk op vanaf het moment dat
de printer wordt aangezet.