3.
4.
Druk op de bladertoetsen (
).
5.
Voer met de cijfertoetsen het nummer van de ontvangende printer in.
U kunt ook één-, twee- of driecijferige snelkies- of groepsnummers gebruiken.
6.
Druk op OK (
) om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om nog een faxnummer in te
voeren.
7.
Druk op OK (
) om het andere nummer in te voeren.
Of druk op de bladertoetsen (
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, herhaalt u stappen
toevoegen.
OPMERKING:
9.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op Start (
Eerst wordt het document in het geheugen gescand. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit
en het aantal pagina's dat is opgeslagen in het geheugen.
Voor documenten op de glasplaat verschijnt in het display de vraag of u een volgende pagina wilt
plaatsen. Kies Ja om een pagina toe te voegen. Als u geen pagina's meer wilt toevoegen, kiest u Nee.
10.
De printer begint met het versturen van het document in de volgorde van de door u ingevoerde
nummers.
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt de printer instellen om een fax te bewaren en hem op een later moment te versturen.
1.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie
"Een origineel plaatsen"
2.
Druk op de bladertoetsen (
3.
Pas documentcontrast en -resolutie volgens uw behoefte aan.
Zie
"Het documentcontrast aanpassen"
4.
5.
of
) om Fax rondzenden te markeren en druk vervolgens op OK (
of
) om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK (
Per faxrondzendtaak kunt u niet meer dan één groepsnummer gebruiken.
voor informatie over het plaatsen van documenten.
of
) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK (
en
"De documentresolutie aanpassen"
5
en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen
).
voor meer informatie.
).
).