452237.69.11 · 10/2016 · Rei
Montage- en bedieningshandleiding
WWP S 35 IDR
7 Montage
7
Montage
7.1
Algemeen
Aan de warmtepomp kunnen de volgende aansluitingen tot stand gebracht worden:
Vertrek/terugloop glycolwater (warmtebroninstallatie)
Vertrek/terugloop verwarming
Spanningsvoorziening
Temperatuurvoelers
7.2
Aansluiting verwarmingskant
OPGELET
ACHTUNG
Spoel de verwarmingsinstallatie voordat de warmtepomp aangesloten wordt.
Voordat de warmtepomp aan de kant van het verwarmingswater aangesloten wordt,
moet de verwarmingsinstallatie doorspoeld worden om mogelijk vuil, resten van isola-
tiemateriaal etc. te verwijderen. Wanneer de condensor door resten en vervuiling ver-
stopt raakt, kan dit tot uitval van de warmtepomp leiden.
OPGELET
ACHTUNG
De maximale testdruk bedraagt verwarmings- en glycolwaterzijdig 6,0 bar (Ü). De
waarde mag niet overschreden worden.
Na installatie van de verwarmingskant dient de verwarmingsinstallatie te worden ge-
vuld, te worden ontlucht en onderdrukt te worden.
Bij het vullen van de installatie moet op het volgende worden gelet:
onbehandeld vul- en navulwater moet drinkwaterkwaliteit hebben
(kleurloos, helder, zonder afzettingen)
het vul- en navulwater moet zijn voorgefilterd (poriënwijdte max. 5 µm).
Kalksteenvorming in warmwaterverwarmingsinstallaties kan niet worden voorkomen,
maar is in installaties met vertrektemperaturen onder 60 °C verwaarloosbaar gering. Bij
hogetemperatuurwarmtepompen en vooral bij bivalente installaties met groot vermo-
gen (combinatie warmtepomp + ketel) kunnen ook vertrektemperaturen van 60 °C en
meer bereikt worden. Daarom moet het vul- en suppletiewater volgens VDI 2035 blad
1 aan de volgende richtwaarden voldoen. De waarden van de totale hardheid kunnen
in de tabel teruggevonden worden.
Som
Totaal ver-
Aardalkaliën in
warmingsver-
mol/m³ resp.
mogen in kW
mmol
≤ 2,0
< 50
≤ 2,0
50 - 200
≤ 1,5
200 - 600
> 600
< 0,02
1. Deze waarde ligt buiten de toegestane waarde voor warmtewisselaars in warm-
tepompen.
Abb. 7.1:Richtwaarden voor vul- en suppletiewater volgens VDI 2035
Bij installaties met een bovengemiddeld groot specifiek installatievolume van 50 l/kW
raadt de norm VDI 2035 het gebruik van gedemineraliseerd water en een pH-stabilisa-
tor aan op het corrosiegevaar in de warmtepomp en de verwarmingsinstallatie te mini-
maliseren.
Specifiek installatievolume
(VDI 2035) in l/kW
≥ 20 < 50
< 20
Totale hardheid in °dH
≤ 16,8
≤ 11,2
≤ 11,2
≤ 8,4
< 0,11
≤ 8,4
1
< 0,11
1
< 0,11
10
≥ 50
1