5.4.4 Aardlekbeveiliging
De omvormer is uitgerust met een op alle polen gevoelige aardlekbewaking (RCMU)
met geï ntegreerde verschilstroomsensor conform aan DIN VDE 0100-712
(IEC60364-7-712:2002).
Daarom is een aanvullende aardlekbeveiliging (RCD) niet noodzakelijk. Als volgens de
voorschriften ter plaatse de installatie van een aardlekbeveiliging vereist is, kan als
aanvullende beveiliging een aardlekbeveiliging van het type A of B worden
geï nstalleerd.
De voor alle stroomtypen gevoelige aardlekbewaking (RCMU) herkent AC- en
DC-verschilstromen. De geï ntegreerde verschilstroomsensor registreert het
stroomverschil tussen nulleider en fasedraad. Als het stroomverschil abrupt groter
wordt, wordt de omvormer van het openbare stroomnet losgekoppeld. De werking
van de aardlekbewaking voor alle stroomtypen (RCMU) is getest conform IEC 62109-2.
Specificaties van de externe aardlekbeveiliging
• Als voor een TT- of TN-S-systeem een externe aardlekbeveiliging (RCD) is
voorgeschreven, moet u een aardlekbeveiliging installeren die bij een
lekstroom van 100 mA of hoger wordt geactiveerd.
• Voor elke aangesloten omvormer moet een RCD voor een nominale
aardlekstroom van 100 mA worden voorzien. De nominale aardlekstroom
van de aardlekbeveiliging moet ten minste overeenkomen met de som van de
nominale aardlekstromen van de aangesloten omvormers. Dat betekent dat
de nominale aardlekstroom van de aardlekbeveiliging bij het aansluiten van
bijvoorbeeld twee transformatorloze omvormers ten minste 200 mA moet
bedragen.
26
Installatie- en bedieningshandleiding
V02