Printerinstellingen wijzigen met het bedieningspaneel
Printerinstellingen wijzigen met het bedieningspaneel
Met het bedieningspaneel kunt u menu-items en bijbehorende waarden selecteren om uw
afdruktaken goed af te drukken. U kunt ook de instellingen en de omgeving van de printer wijzigen.
Zie
Printermenu's
voor een uitleg van alle menu-items.
U wijzigt de printerinstellingen door:
•
een instelling te selecteren in een lijst met waarden;
•
een aan/uit-instelling te wijzigen;
•
een numerieke instelling te wijzigen.
U selecteert als volgt een nieuwe waarde als instelling:
1
Terwijl het bericht Gereed wordt weergegeven, drukt u op Menu. De menunamen worden
weergegeven.
2
Druk nog enkele malen op Menu totdat het gewenste menu wordt weergegeven.
3
Druk op Selecteren [Select] om het menu of het menu-item op de tweede regel van de
display te selecteren.
•
Als u een menu selecteert, wordt dit menu geopend en wordt de eerste printerinstelling
van het menu weergegeven.
•
Als u een menu-item selecteert, wordt de standaardinstelling voor dit menu-item
weergegeven.
(Naast de huidige standaardinstelling van de gebruiker wordt een sterretje [*]
weergegeven.)
Bij elk menu-item hoort een lijst met waarden. De volgende waarden zijn mogelijk:
•
een woord of woordgroep waarmee een instelling wordt beschreven;
•
een numerieke waarde die kan worden gewijzigd;
•
de instelling Aan of Uit.
4
Druk op Menu voor de gewenste waarde.
5
Druk op Selecteren [Select] om de waarde op de tweede regel van de display te selecteren.
Naast de waarde wordt een sterretje (*) weergegeven om aan te geven dat dit nu de
standaardinstelling van de gebruiker is. De nieuwe instelling wordt één seconde lang
weergegeven en verdwijnt daarna weer. Het bericht Opgeslagen wordt kort weergegeven,
gevolgd door de vorige lijst met menu-items.
6
Druk op Terug [Return] om terug te gaan naar de vorige menu's. Selecteer de overige
menu's waarvoor u nieuwe standaardinstellingen wilt opgeven. Druk op Start [Go] als dit de
laatste printerinstelling is die u wilt wijzigen.
De standaardinstellingen van de gebruiker blijven van kracht totdat u nieuwe instellingen opslaat of
de fabriekswaarden herstelt. De standaardinstellingen die u hebt geselecteerd met het
bedieningspaneel kunt u ook vervangen door instellingen te kiezen in de toepassing waarmee u
afdrukt.
214