19 Navigatie onderweg
• Laat het apparaat niet achter in een voertuig en stel het apparaat niet bloot
aan direct zonlicht om oververhitting van de batterij te voorkomen; dit kan
schade aan het apparaat en risico voor het voertuig tot gevolg hebben.
•
Wanneer het apparaat binnen een voertuig wordt gebruikt, moet u de houder
voor in de auto gebruiken om het apparaat veilig te bevestigen. Plaats het
toestel nooit op plekken die in de volgende afbeelding zijn aangegeven:
1 Plaats het apparaat niet zodanig dat het zicht van de bestuurder wordt
2 Plaats de telefoon niet binnen het bereik van airbags.
3 Plaats het apparaat nergens in het voertuig zonder het veilig in de houder te
•
Wees voorzichtig bij het gebruik van het GPS-systeem. Gebruikers zijn
aansprakelijk voor alle schade die het gevolg is van nalatige bediening van
het systeem.
• Het GPS-signaal kan niet door massieve niet-transparante objecten gaan.
Signaalontvangst kan belemmerd worden door opstakels zoals hoge
gebouwen, tunnels, bruggen, bossen, weer (regenachtige of bewolkte
dagen), enz. Als de voorruit van het voertuig metaal bevat, kan het gps-
signaal moeite hebben hier doorheen te komen.
• Andere draadloze communicatieproducten (zoals mobiele telefoons
of radardetectoren) in de buurt kunnen het satellietsignaal storen, wat
onstabiele signaalontvangst kan opleveren.
gehinderd.
bevestigen.