Afdrukken via het netwerk instellen
Directe aansluiting via een netwerkkabel (met afdrukserver)
Directe aansluiting via een netwerkkabel (zonder afdrukserver)
Lokale aansluiting via een USB-kabel of parallelle kabel (met afdrukserver)
Gedeeld afdrukken
Directe aansluiting via een netwerkkabel (met
afdrukserver)
Een afdrukserver is een aangewezen computer waarmee centraal alle afdruktaken van clients worden
beheerd. Als u uw printer deelt binnen een kleine werkgroep en alle afdruktaken op het netwerk wilt
besturen, voert u de volgende instructies voor het aansluiten van de printer op een afdrukserver uit.
De pagina met netwerkinstellingen afdrukken en controleren
1.
Als het lampje Gereed/Gegevens
weer los om een pagina met menu-instellingen en een pagina met netwerkinstellingen weer te geven.
2.
Controleer onder het kopje Standaardnetwerkkaart van de pagina met netwerkinstellingen of de status
Verbonden is.
Als de status Niet verbonden is:
Controleer of de Ethernet-kabel goed is aangesloten aan de achterzijde van de printer.
Sluit de Ethernet-kabel aan op een ander stopcontact.
3.
Controleer onder het kopje TCP/IP op de pagina met netwerkinstellingen of het IP-adres, het
netmasker en de gateway de verwachte instellingen hebben.
4.
Ping de printer en controleer of deze reageert. Dit kunt u doen door naar de opdrachtprompt van een
computer op het netwerk te gaan en ping te typen, gevolgd door het nieuwe IP-adres van de printer
(bijvoorbeeld 192.168.0.11):
ping xxx.xxx.xxx.xxx
Als de printer actief is op het netwerk, ontvangt u een antwoord.
5.
Als uw printer niet reageert of als het IP-adres niet is wat u verwacht, doet u het volgende:
a.
Plaats de cd Stuurprogramma's en hulpprogramma's in het cd-romstation van de computer
b.
De cd Stuurprogramma's en hulpprogramma's zou de installatiesoftware nu automatisch moeten
brandt, drukt u op Doorgaan
en laat u deze vervolgens