Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Ga als volgt te werk, zodat tijdens het drogen geen functiestorin-
gen optreden:
– Reinig de zeefvlakken van de pluizenfilters iedere keer als u de
droger heeft gebruikt.
– Laat de pluizenfilters en het sokkelfilter na een vochtige reiniging
drogen. Door vochtige pluizenfilters dan wel een vochtig filter
kunnen er tijdens het gebruik van de droger storingen optreden.
– De pluizenzeven, pluizenfilters en de luchtkanalen moeten altijd
worden gereinigd als dat in het display wordt aangegeven.
Plaats uw droogautomaat in een vorstvrije ruimte. Temperaturen
die onder het vriespunt liggen, hebben een negatief effect op de
werking van het apparaat. Door bevroren condenswater in de pomp
en de afvoerslang kan het apparaat beschadigd raken.
De temperatuur in de ruimte waar het apparaat is opgesteld, dient
tussen 2°C en 35°C te liggen.
U kunt voor het condenswater een externe afvoer gebruiken, bij-
voorbeeld door de afvoerslang in een wastafel of wasbak te hangen.
Zorg er in dat geval voor dat de slang niet kan wegglijden. Wanneer
de slang niet goed vastzit, kan het condenswater overstromen en
schade veroorzaken.
Condenswater is geen drinkwater.
Het drinken van condenswater kan schadelijk zijn voor de gezond-
heid van mens en dier.
12