DE LUCHTSTROOMRICHTING INSTELLEN
(IN HET GEVAL VAN FDT, FDTC, FDE, FDK, FDFW) <BEDRADE AFSTANDSBEDIENING (RC-E reeks) >
Het bewegingsbereik van de lamellen van de luchtuitvoer kan worden aangepast. Als de boven- en ondergrenzen in deze modus zijn ingesteld, zullen de
lamellen zich binnen het aangegeven bereik bewegen.
In het geval van het op het plafond gemonteerde type FDT u FDTC, is het individueel instellen van iedere lamel mogelijk.
10
2•4•6•8
1
3•5•7•9
Bedieningsbox
No. 2
No. 3
OPMERKING
•
In het geval van het FDT type u FDTC,
No. 1
No. 4
als het gewenste lamellennummer
Afvoerslangzijde
Pijpzijde
onbekend is, kunt u een tijdelijke,
willekeurige ondergrens aangeven
Lamellennumer
waardoor kan worden bepaald welke
[voor FDT]
lamellen zijn veranderd, aan de hand
van de positieverandering. Na de positie
No. 2
No. 3
te hebben gecontroleerd kunt u opnieuw
het gewenste nummer selecteren.
No. 4
No. 1
•
Stel lamel nr. 1 voor het FDE- en
Pijpzijde
FDK-type.
Afvoerslangzijde
Stel lamel nr. 2 voor het FDFW-type.
Bedieningsbox
Overige geselecteerde instellingen
Lamellennumer
hebben geen effect.
[voor FDTC]
(horizontaal)
(neerwaarts)
de lamellenpositie
12
1
Stop de airconditioner en druk vervolgens
tegelijkertijd op de
SET-toets en
LOUVER-toets gedurende drie seconden of
meer.
Het volgende wordt weergegeven indien er enkel één buitenapparaat is
aangesloten op de afstandsbediening. Ga naar stap 4.
"
"
"
"
Het volgende wordt weergegeven indien er meerdere buitenapparaten
zijn aangesloten op de afstandsbediening.
"
"
"
"
2
Druk op de
- of
-toets (om de binnenapparatuur te
selecteren).
Selecteer de binnenapparatuur waarvan de lamellen zijn ingesteld.
[VOORBEELD]
"
"
"
"
"
"
"
3
Druk op de
SET-toets. (bepalen van het
binnenapparaat)
Het geselecteerde binnenapparaat is vastgelegd.
[VOORBEELD]
"
" (licht gedurende twee seconden op)
"
"
"
"
4
Druk op de
- of
-toets. (selectie van lamellennummer)
Selecteer het lamellennummer aan de hand van de linker afbeelding.
[VOORBEELD]
"
"
"
"
"
"
"
Opmerking : Selecteer "
" in het geval van FDE. Overige
lamellennumerinstellingen hebben geen effect.
5
Druk op de
SET-toets. (Bepaling van het
lamellennummer)
Selecteer de bovengrens van het bewegingsbereik van de lamellen.
[VOORBEELD] Als de lamellen met lamellennummer 1 zijn geselecteerd,
"
" huidige bovengrenspositie
6
Druk op de
- of
-toets. (selectie van de
bovengrenspositie)
Selecteer de bovengrens van het bewegingsbereik van de lamellen.
"position 1" is de meest horizontale en "position 6" de meest neerwaartse
positie.
"position --" is het nummer dat de positie terugzet naar de standaard
fabriekswaarde. Als u terug wilt keren naar de standaard fabriekswaarde,
selecteert u "position --" .
"
" (De meest horizontale)
"
"
"
"
"
"
"
"
"
" (De meest neerwaartse)
"
" (Terug naar de standaard fabrieksinstellingen)
DE LUCHTSTROOMRICHTING INSTELLEN
(horizontaal)
(neerwaarts)
de lamellenpositie
"
[VOORBEELD] Voor bovenpositie 2, benedenpositie 6
Bovenpositie
Bewegingsbereik
Onderpositie
"
Opmerking : Als de nummers voor de boven- en onderlimieten
op dezelfde waarde worden ingesteld, worden de
lamellen op die positie vastgezet. De automatische
kantelfunctie doet het dan ook niet.
OPMERKING
• Als u op de
RESET-toets drukt tijdens het uitvoeren van instellingen, keert het display terug naar zijn vorige staat. Als u op
de
-toets drukt tijdens het uitvoeren van instellingen, wordt de modus beëindigd en keert het oorspronkelijke display
terug. Merk wel op dat de instellingen die niet zijn voltooid geannuleerd worden.
• Als er meerdere afstandsbedieningen zijn aangesloten, kan de positie van de lamellen niet worden ingesteld met behulp van de
slave-afstandsbediening.
SELECTIE LUCHTUITLAAT
Het is mogelijk te schakelen tussen de combinatie van de bovenste en onderste luchtuitlaten en de bovenste luchtuitlaat.
Niet bruikbaar terwijl de airconditioner is INGESCHAKELD.
Wanneer de bovenste luchtstroom is geselecteerd, licht de LED voor UPPER AIR FLOW (BOVENSTE LUCHTSTROOM) alleen
groen op wanneer ingeschakeld.
1. Stop de airconditioner.
2. Stel de boven- en ondergrenspositie van lamel nr. 1 in via de bedrade afstandsbediening.
Meer informatie over de methode voor het wijzigen van de instelling, vindt u onder DE LUCHTSTROOMRICHTING INSTELLEN aan
de linkerkant.
1 In het geval de bovenste luchtstroom wordt geselecteerd.
Stel de boven- en ondergrenspositie in op UPPER 2 (BOVEN 2) en LOWER 2 (ONDER 2). (Nr.1 UPPER 2 / LOWER 2)
2 In het geval de bovenste en onderste luchtstromen worden geselecteerd.
Stel de boven- en ondergrenspositie in op UPPER 5 (BOVEN 5) en LOWER 5 (ONDER 5). (Nr.1 UPPER 2 / LOWER 2)
< BEDRADE AFSTANDSBEDIENING (RC-E reeks) >
7
Druk op de
SET-toets (om de bovengrenspositie
vast te leggen)
De bovengrenspositie staat vast en de instelling wordt gedurende twee
seconden weergegeven. Ga vervolgens naar het ondergrenspositie-
selectiedisplay.
[VOORBEELD]
"
"
"
" (licht gedurende twee seconden op)
8
Druk op de
- of
-toets (om de ondergrenspositie
te selecteren)
Selecteer de ondergrenspositie van de lamellen.
"position 1" is de meest horizontale en "position 6" de meest neerwaartse
positie.
"position --" is het nummer dat de positie terugzet naar de standaard
fabriekswaarde. Als u terug wilt keren naar de standaard fabriekswaarde,
selecteert u "position --" .
"
" (de meest horizontale)
"
"
"
"
"
"
"
"
"
" (de meest neerwaartse)
"
" (terug naar de standaard fabrieksinstellingen)
9
Druk op de
SET-toets (om de ondergrenspositie vast te
leggen)
De boven- en ondergrensposities staan vast en de ingestelde posities worden
gedurende twee seconden weergegeven, waarna de instelling voltooid is.
• Na het voltooien van de instellingen verplaatsen de lamellen zich van
de stoppositie naar de ondergrenspositie en vervolgens weer naar de
stoppositie.(Zelfs als de afstandsbediening in de stopstand staat, vindt
deze handeling niet plaats zolang de binnenapparatuur actief is.)
[Voorbeeld]
"
" (licht gedurende twee seconden op)
"
"
"
"
10
Druk op de
-toets.
De lamellenaanpassingsmodus wordt beëindigt en het display keert terug
naar zijn voorgaande staat.
(IN HET GEVAL VAN FDFW)