Montage van de displaykabel:
• Verwijder het aan de binnenzijde van de profiel-
deur aangebrachte afdekkapje.
Afb. 14: Afdekkapje verwijderen
• Sluit de controllerkabel van het klimaatmoduul op
het display aan.
Afb. 15: Aansluitkabel display aansluiten
• Schuif het afdekkapje weer over het display aan de
binnenzijde van de profieldeur en klik het vast.
Afb. 16: Kabeltule invoeren
Montage- en bedieningshandleiding Rittal geklimatiseerde deur
4 Montage en aansluiting
Afb. 17: Afdekkapje bevestigen
4.4 Aanwijzingen bij de elektrische installatie
Neem bij de elektrische installatie alle geldige natio-
nale en regionale voorschriften alsmede de voor-
schriften van de betreffende energiebedrijven in
acht. De elektrische installatie mag alleen door een
erkende elektrotechnicus worden uitgevoerd, die
verantwoordelijk is voor het aanhouden van de be-
staande normen en voorschriften.
4.4.1 Aansluitgegevens
– De aansluitspanning en -frequentie dient overeen
te komen met de op het typeplaatje vermelde no-
minale waarden.
– Het koelaggregaat dient via een meerpolige schei-
dingsinrichting op het net te worden aangesloten,
die in uitgeschakelde toestand een contactope-
ning van minstens 3 mm garandeert.
– Aan de voedingszijde van het aggregaat mag geen
extra temperatuurregeling worden voorgeschakeld.
– Installeer als kortsluitbeveiliging voor kabels en
aggregaten de op het typeplaatje vermelde trage
voorzekering.
– De netaansluiting dient een potentiaalvereffening
te garanderen die nagenoeg vrij is van externe
spanningen.
4.4.2 Overspanningsbeveiliging en netbelasting
– Het aggregaat beschikt over een eigen overspan-
ningsbeveiliging. De gebruiker dient aan de netzijde
maatregelen t.b.v. een effectieve bliksem- en over-
spanningsbeveiliging te treffen. De netspanning
mag de tolerantie van ±10 % niet overschrijden.
– Overeenkomstig IEC 61 000-3-11 mag het aggre-
gaat alleen worden gebruikt voor toepassingen,
waarbij de max. continustroom van het net (voe-
dingskabel energiebedrijf) groter is dan 100 A per
fase en die met een netspanning van 400/230 V
worden gevoed. Indien nodig dient in overleg met
het energiebedrijf te worden gegarandeerd dat de
max. continustroom bij het aansluitpunt op het
openbare elektriciteitsnet voldoende is voor de
aansluiting van het aggregaat.
NL
11