10
Instellingen
10.3
Hef-/neerlaatsnelheid van de hydraulische cilinders instellen
10.3
Hef-/neerlaatsnelheid van de hydraulische cilinders instellen
KMG000-036
Via de reductieklep (3) wordt de hef-/neerlaatsnelheid van de werkstand in de wendakkerstand
en omgekeerd ingesteld.
ü De machine bevindt zich in de werkstand,
ü De machine is stopgezet en beveiligd,
De zeskantmoer (1) losdraaien.
INFO: De kleinste verstellingen aan de stiftschroef (2) bewerkstelligen al een grote verandering
van de hef-/neerlaatsnelheid. De stiftschroef er maximaal tot de gekleurde markering uitdraaien.
De stiftschroef (2) verdraaien.
ð Het indraaien bewerkstelligt een reductie van de oliestroom en zodoende een
langzamere hef-/daalsnelheid.
ð Het uitdraaien bewerkstelligt een verhoging van de oliestroom en zodoende een
snellere hef-/daalsnelheid.
De stiftschroef met de zeskantmoer (1) borgen.
10.4
Bodemdruk verhogen/verlagen - hydraulische ontlastingsverstelling
KMG000-043
Via de hydraulische cilinder wordt de bodemdruk van de maaibalk aan de plaatselijke
omstandigheden aangepast. Om de graszode te ontzien, moet de maaibalk zover worden
ontlast dat hij bij het maaien niet springt en op de ondergrond geen sleepsporen achterlaat.
De draaipotentiometer (2) van de bedieningsbox bedienen tot de gewenste ontlastingsdruk
wordt weergegeven.
Æ Hoe hoger de ontlastingsdruk, hoe lager de bodemdruk.
Æ Hoe lager de ontlastingsdruk, des te hoger de bodemdruk.
De ontlastingsdruk kan op de manometer (1) worden afgelezen. De bodemdruk overeenkomstig
op de bodemomstandigheden instellen.
78
2
3
1
1
zie
Pagina 65.
zie
Pagina 25.
Originele handleiding 150001331_02_nl
III
EasyCut B 1000