1.
Controleer of de printer is ingeschakeld.
2.
Als de printer op een standaard staat, zorg dan dat de printerwielen zijn vergrendeld (de remhendel moet
omlaag staan) om te voorkomen dat de printer wegrolt.
3.
Tik op het frontpanel op
4.
Open de klep van de inktcartridges.
5.
Wacht tot het printmechanisme niet meer beweegt.
6.
Druk op elke inktcartridge om deze te ontgrendelen.
7.
Verwijder elke inktcartridge.
72
Hoofdstuk 9 De printer onderhouden
en vervolgens op Onderhoud afdrukkwaliteit > Printkop vervangen.
NLWW