6. Inbedrijfstelling, gebruik
6.2 Eisen aan de inbouwlocatie
Is de leiding naar het meetinstrument niet stabiel genoeg om het
trillingsvrij aan te brengen, dan moet een beugel worden gebruikt om het
meetinstrument vast te zetten (evt. via een flexibele capillaire leiding).
Kunnen schokken niet door een geschikte installatie worden verme-
den, dan moeten apparaten met vloeistofvulling worden gebruikt. De
apparaten dienen te worden beschermd tegen grove vervuiling en sterke
schommelingen van de omgevingstemperatuur.
WAARSCHUWING!
Lichamelijk letsel, materiële en milieuschade doordat
bij storing de achterzijde eraf wordt geblazen
Door de hoge energie in de achterkant bestaan in geval van
storing de kans op lichamelijk letsel of materiële schade
doordat de achterzijde er wordt afgeblazen en de meetstof
vervolgens ontsnapt.
Er moet voor worden gezorgd dat zich onder geen beding
▶
medewerkers of voorwerpen achter het instrument bevinden.
6.3 Installatie
Afhankelijk van de toepassing moet het instrument gevuld zijn met
de meetstof, voordat het erin wordt geschroefd.
Nominale positie conform EN 837-1 / 9.6.7 figuur 9: 90°±5° ( ⊥ ),
tenzij anders vermeld in de orderdocumentatie.
Procesaansluiting onderaan of aan de achterzijde
Ontluchtingsventiel (indien voorhanden) na montage openen,
resp van CLOSE op OPEN zetten. De uitvoering van
het ontluchtingsventiel is afhankelijk van het type en
kan afwijken van de afbeelding!
Voor buiten toepassingen moet de gekozen installatielocatie geschikt
zijn voor de gespecificeerde beschermingsgraad, zodat de manometer
niet wordt blootgesteld aan niet-toegestane weersomstandigheden.
Gebruikshandleiding capsulemanometer, model 63x.50 volgens ATEX
NL
21