Wettelijke bepalingen en veiligheidsvoorschriften
Voorzorgsmaatregelen bij de installatie
Omgeving
VOORZICHTIG
Plaats het apparaat niet op of in plaatsen die niet stabiel of vlak zijn. Op dergelijke plaatsen kan het
apparaat omvallen. Dergelijke situaties leveren gevaar voor lichamelijk letsel of beschadiging van de
apparatuur op.
Plaats het apparaat niet op vochtige, stoffige of vuile locaties. Wanneer er stof of vuil op de stekker is
terechtgekomen, moet u deze reinigen om gevaar voor brand of elektrische schokken te voorkomen.
Plaats het apparaat niet in de buurt van radiatoren, kachels of andere warmtebronnen of in de buurt
van ontvlambare voorwerpen om brandgevaar te voorkomen.
Laat ruimte vrij, zoals hieronder wordt aangegeven, om het apparaat koel te houden en het vervangen
van onderdelen en het onderhoud te vergemakkelijken. Laat met name rond de achterklep voldoende
ruimte vrij, zodat de lucht het apparaat gemakkelijk kan verlaten.
Overige voorzorgsmaatregelen
De geschikte bedrijfsomgeving voor het apparaat is:
•
Temperatuur: 10 tot 32,5 °C, maar de vochtigheid moet 70% of minder zijn als de temperatuur 32,5°C is.
•
Relatieve luchtvochtigheid: 15 tot 80%, maar de temperatuur moet 30°C of minder zijn als de vochtigheid
80% is.
Een ongeschikte bedrijfsomgeving kan de beeldkwaliteit beïnvloeden. Wij adviseren u om het apparaat te
gebruiken bij een temperatuur van circa 16 tot 27°C of minder en bij een vochtigheid van circa 36 tot 65%.
Bovendien, vermijd de volgende plaatsen als installatieplaats voor het apparaat.
Het apparaat detecteert automatisch of de temperatuur te hoog of te laag is en geeft het volgende bericht weer.
xii
10 cm
60 cm
100 cm
70 cm
GEBRUIKERSHANDLEIDING