Inhoudsopgave
Advertenties
3
De printer bedienen
De printer configureren
Met het configuratiemenu kunt u de algemene printerparameters instellen. De test print een diagnoseblad,
waarop de detailinstellingen voor alle functies gespecificeerd staan. De printer zal het papier gedeeltelijk
snijden tussen iedere variatie.
De test eindigt met een gedeeltelijke snee van het papier. Voor een volledige testprint hebt u verschillende
meters papier nodig.
Aangezien de printer doorgaans vooraf geconfigureerd wordt verzonden, hoeft u de configuratie van de
printer niet meer te wijzigen. Als u wijzigingen aan de configuratie uitvoert, zorg er dan voor dat u de
instellingen die de prestaties van de printer kunnen beïnvloeden niet onbedoeld wijzigt. HP raadt u aan om de
printerconfiguratie niet te wijzigen.
OPMERKING:
problemen ondervindt na het wijzigen van de printerconfiguratie, gebruikt u deze instellingen als
standaardwaarden.
De configuratiemodus openen
1.
Schakel de printer uit.
2.
Zorg ervoor dat het bonpapier (1) in de printer geladen is voordat u verdergaat (raadpleeg
instellen op pagina 4
3.
Sluit de verbindingscover (2).
4.
Schakel de printer aan en houd onmiddellijk de papierinvoerknop (3) ingedrukt totdat de
configuratieprint begint.
De printer laat een pieptoon horen en drukt vervolgens Diagnoseformulier I af.
●
Druk binnen twee seconden op de papierinvoerknop om het configuratiemenu te openen.
●
De printer drukt Diagnoseformulier II af. Daarna wordt het printerconfiguratiemenu weergegeven
●
en moet u een hoofdmenuselectie maken (zie de voorbeeldafdruk; er worden korte kliks gebruikt,
behalve bij het antwoorden van Ja of bij de validering van de selectie).
De printer wordt geleverd met een testafdruk met de vooraf ingestelde configuratie. Als u
voor instructies over het laden van papier).
De printer
De printer configureren
9
Advertenties
Inhoudsopgave
Probleemoplossen
