Overige functies
De optimale afstand tussen handset en baby is 1 tot 2 meter. De
microfoon moet op de baby zijn gericht.
Als u deze functie inschakelt, neemt de gebruiksduur van de handset
aanzienlijk af. Plaats de handset daarom bij voorkeur in het basissta-
tion.
De functie Babyfoon wordt pas 20 seconden na het inschakelen van
de functie actief.
Bij het bestemmingsnummer moet het antwoordapparaat uitge-
schakeld zijn.
Na het inschakelen:
¤
Gevoeligheid controleren.
¤
Controleer of de verbinding tot stand komt als de alarmoproep
naar een extern nummer wordt verstuurd.
Babyfoon inschakelen en instellen
¤
Babyfoon
Inschakelen/uitschakelen:
¤
Inschakelen
nummer is opgeslagen, dan wordt de functie Ruimtebewaking direct
ingeschakeld
Bestemming invoeren/wijzigen:
¤
Bestemming
bij Externe oproep telefoonnummer invoeren
Als de functie Ruimtebewaking is ingeschakeld, wordt op het rustdisplay
Babyfoon en het bestemmingsnummer weergegeven.
Intercomfunctie inschakelen/uitschakelen:
¤
Intercom
Babyfoon uitschakelen / Alarm annuleren
Babyfoon
uitschakelen:
Alarm annuleren:
38
OK
OK (
= ingeschakeld) . . . als er al een bestemmings-
OK
Intern of Externe oproep selecteren
OK (
= ingeschakeld)
¤
In de ruststand displaytoets Uit indrukken
¤
Tijdens een alarmoproep de verbreektoets
indrukken
Beschikbaarheid en bediening van de functies
kunnen afwijken van uw toestel.
OK
OK