INSTALLATIE
Par.
Menu
Beschrijving
Nr.
Basis buitentemperatuur Zone 2
Stelt de buitentemperatuur in waarop het setpoint
2000
2222
van de ketel moet worden verlaagd op basis van de
waarde die is gedefinieerd in de parameter 2221.
Omschakeling zomer/winter Zone 2
2000
2225
Blokkeert de verwarmingsaanvraag als de buiten-
temperatuur hoger is dan de setpoint temperatuur.
Parallelle verplaatsing van de klimaatcurve Directe
2000
2230
zone/Zone 1
2000
2231 Compensatie temperatuur mild klimaat Zone 2
Nominale waarde omgevingstemperatuur Zone 2
Door een OpenTherm (OT) ruimtethermostaat aan
2000
2232
te sluiten op het accessoire voor de regeling van de
zone, wordt deze parameter niet gebruikt.
Nachtelijke verlaging setpoint Zona 2 in verwar-
mingsmodus (Par. 2001= 2 of 3)
Bepaalt met hoeveel graden het setpoint van de ver-
warming verlaagd moet worden bij het openen van
2000
2233
het contact van de omgevingsthermostaat (TA)
De verlaging van de aanvoertemperatuur is van
invloed op alle actieve verwarmingszones en om te
worden gebruikt, moet elke zoneregelaar de RT-klem
overbrugd hebben.
2000
2234 Compensatiefactor van de buitentemperatuur Zone 2
2000
2235 Sluitingstijd mengklep Zone 2
2000
2236 PID P mengklep Zone 2
2000
2237 PID I mengklep Zone 2
2000
2238 Tijdsduur werking klep Zone 2
Verhoging setpoint Zone 2
Verhoogt de waarde van het setpoint van de ver-
warmingszone. Bijvoorbeeld, als het setpoint van de
zone 40°C bedraagt, wordt het verzoek tot warmte
2000
2239
dat naar de verwarmingsketel verzonden wordt
verhoogd met 5°C (fabrieksinstelling). Bijgevolg
bedraagt de waarde voor de verwarmingsketel 45°C.
Alleen geldig voor gemengde zone.
2000
2240 Postcirculatietijd circulatiepomp Zone 2
2000
2241 Beveiliging tegen overtemperatuur aanvoer Zone 2
2000
2242 Controletijd overtemperatuur Zone 2
2000
2243 Wachttijd overtemperatuur Zone 2
2000
2244 Hersteltijd systeem Zone 2
Gebruik accessoire voor de regeling van Zone 2
0 = Nee
1 = Ja
Als de accessoire voor de regeling van Zone 2 wordt
3000
3200
gebruikt, zijn de RT- en OT-ingangen niet inge-
schakeld. De RT-ingang wordt alleen gebruikt om
nachtverlaging op alle actieve zones te activeren (Par.
2001= 2 en 3)
Modus Zone 2
3000
3201
0 = direct
1 = gemengd
Setpoint verwarming Zona 3 in verwarmingsmodus
0 en 3
De regeling van de thermische eenheid bepaalt
het setpoint van de ketel bij verwarming door de
2000
2303
hoogste waarde onder de verzoeken van alle actieve
zones te gebruiken (Par. 1101, 1201, 1301)
Als Zone 3 als gemengd geconfigureerd is, wordt
als setpoint de waarde gebruikt die ingesteld is in
parameter 1312.
Maximum setpoint verwarming Zone 3 bij minimale
buitentemperatuur
2000
2319
Het bereik van deze parameter wordt beperkt door
de minimale setpointwaarden (Par. 2023) en maxi-
male (Par. 2024).
Instelling verwarming Zone 3
BT: (Par. 2321, 45)
AT: (Par. 2321, Par.
BT: (Par. 2321, 45)
AT: (Par. 2321, Par.
36
Fabrieksinstelling
Bereik
INSIEME EVOe 32 V LN
5...30
20
0...35
20
-10...10
0
0...20
0
5...35
20
0...10
4
0...100
50
0...240
140
0...99
5
0...99
10
0...255
2
0...20
5
0...240
30
0...100
55
0...240
0
0...240
2
0...240
2
0...1
0
0...1
0
70 (AT)
45 (BT)
2024)
82 (AT)
45 (BT)
2024)
Toe-
UM
gang
°C
I
°C
I
°C
U
°C
I
°C
I
°C
I
%
I
Sec.
I
I
I
Sec.
I
x 10
°C
I
Sec.
I
°C
I
Min.
I
Min.
I
Min.
I
I
I
°C
U
°C
I