• Door nu 1x of 2x op de hoog/laag-vermogen-knop te drukken stelt u resp. het lage
(1000W) of hoge (2000W) vermogen in. Symbool 7 of 8 geven dit aan. Als de
kamertemperatuur onder de ingestelde temperatuur ligt zal de kachel nu op resp. 1000 of
2000W gaan verwarmen. Als de kachel verwarmt, knippert symbool 6: bij 1000W half, bij
2000W geheel.
• U stelt de gewenste temperatuur in door op de knoppen 4 (hoger) of 5 (lager) te drukken.
Symbool 12 toont enige seconden knipperend de ingestelde temperatuur; symbool 9 en
10 knipperen mee. Na enige seconden dooft 9 weer en toont het display (12) weer de
omgevingstemperatuur. De temperatuur kan worden ingesteld van 15 tot 45 °C. Als de
ingestelde temperatuur lager is dan de omgevingstemperatuur zal de kachel het
verwarmen stoppen en gaan ventileren. Daalt de omgevingstemperatuur tot onder de
ingestelde temperatuur, dan zal de kachel weer warme lucht gaan verspreiden.
• Om met de timer een bepaalde werkingsduur in te stellen drukt u bij een werkende kachel
op de timer-knop (2). Symbool 15 (standaard op 00) begint te knipperen en met de + en -
knoppen kunt u nu een gewenste werkduur (van 0 tot 24
uur) instellen en evt. aanpassen. Elke keer drukken doet de
ingestelde werkduur met een uur toe- of afnemen. Door
nogmaals op de timerknop te drukken bevestigt u de
instelling en stopt het knipperen. De kachel zal na het
verlopen van de ingestelde werkduur automatisch
uitschakelen.
• Druk op de ON/OFF-knop (1) om de kachel uit te schakelen.
Druk daarna de hoofdschakelaar uit (O) en neem de stekker
uit het stopcontact.
Beveiligingen
Omvalbeveiliging
De kachel is voorzien van een omvalbeveiliging die de kachel uitschakelt wanneer het
onverhoeds om mocht vallen. Wanneer u het vervolgens weer rechtop zet hervat het zijn
werking, maar schakel het eerst uit, neem de stekker uit het stopcontact en controleer de
kachel op beschadigingen. Bij beschadiging of afwijkend functioneren niet gebruiken maar
ter controle/reparatie aanbieden!
Oververhittingsbeveiliging
De oververhittingsbeveiliging schakelt de kachel uit wanneer het inwendig te heet wordt.
Dat kan gebeuren wanneer de kachel zijn warmte onvoldoende kan afgeven of te weinig
frisse lucht kan aanzuigen. Doorgaans is de oorzaak dus (gedeeltelijke) afdekking van de
kachel, verstopping van de aanzuig- en/of uitblaasroosters, plaatsing te dicht bij bijv. een
muur enz. Wanneer de oververhitting beveiliging de kachel uitschakelt dient u de
hoofdschakelaar op '0' (uit) te zetten, de stekker uit het stopcontact te nemen en de kachel
gelegenheid te geven om af te koelen. Neem nu de oorzaak van de oververhitting weg en
neem de kachel weer normaal in gebruik. Wanneer u geen oorzaak voor de oververhitting
13