Wachtstand
De LED bij de aan/uit toets brandt en eventueel één van de LED's van de
tapcomfort functie. Het toestel is gereed voor het beantwoorden van een vraag naar
CV- of tapwater.
0
Nadraaien CV
Na het einde van CV-bedrijf draait de pomp na. De nadraaitijd staat van
fabriekswege ingesteld op de waarde volgens Zie § 7.3 Blz.:42. Deze instelling kan
gewijzigd worden. Bovendien gaat de pomp automatisch 1 keer per 24 uur
gedurende 10 seconden draaien om vastzitten te voorkomen. Deze automatische
inschakeling van de pomp vindt plaats op het tijdstip van de laatste warmtevraag.
Om het tijdstip te wijzigen dient op het gewenste tijdstip de kamerthermostaat even
omhoog gezet te worden.
1
Gewenste temperatuur bereikt
De branderautomaat kan de warmtevraag tijdelijk blokkeren. De brander wordt dan
gestopt. De blokkering vindt plaats omdat de gevraagde temperatuur is bereikt. Als
de temperatuur voldoende gezakt is wordt de blokkering opgeheven.
2
Zelftest
Regelmatig worden door de branderautomaat de aangesloten sensoren
gecontroleerd. Tijdens de controle voert de automaat geen andere taken uit.
3
Ventileren
Bij het starten van het toestel wordt allereerst de ventilator naar het starttoerental
gebracht. Als het starttoerental is bereikt wordt de brander ontstoken. Code
eveneens zichtbaar als er na het stoppen van de brander wordt nageventileerd.
4
Ontsteken
Als de ventilator het starttoerental heeft bereikt vindt de ontsteking van de brander
middels elektrische vonken plaats. Tijdens het ontsteken is code
Indien de brander niet ontsteekt dan vindt na ongeveer 15 seconden een nieuwe
ontsteekpoging plaats. Als na 4 ontsteekpogingen de brander nog niet brandt dan
valt de automaat in storing. Zie § 8.2.1.
5
CV-bedrijf
Op de automaat kan een aan/uit of een OpenTherm thermostaat eventueel in
combinatie met een buitenvoeler aangesloten worden. Zie het elektrische schema.
Bij een warmtevraag afkomstig van een thermostaat volgt na het aanlopen van de
3
ventilator (code
) het ontsteken (code
Tijdens CV-bedrijf wordt het toerental van de ventilator en daarmee het vermogen
van het toestel aangepast zodanig dat de temperatuur van het CV water naar de
ingestelde CV-aanvoertemperatuur toe geregeld wordt. In het geval van een aan/uit
thermostaat wordt de CV-aanvoertemperatuur op het bedieningspaneel ingesteld. In
het geval van een OpenTherm thermostaat wordt de gewenste CV-
aanvoertemperatuur door de thermostaat bepaald. Bij een buitenvoeler wordt de CV-
aanvoertemperatuur bepaald door de in de branderautomaat geprogrammeerde
stooklijn. Tijdens CV bedrijf wordt de gevraagde CV-aanvoertemperatuur op het
bedieningspaneel weergegeven. Als de tapcomfortfunctie is ingeschakeld (zie code
7
), dan wordt een OpenTherm warmtevraag van minder dan 40 graden genegeerd.
Tijdens CV-bedrijf kan de maximale CV-aanvoertemperatuur ingesteld worden
tussen 30 en 90°C en wordt de ingestelde CV-aanvoertemperatuur op het
bedieningspaneel weergegeven. Tijdens CV-bedrijf kan door de service toets in te
drukken de werkelijke CV-aanvoertemperatuur afgelezen worden.
6
Tapwaterbedrijf
De warmwatervoorziening heeft voorrang op de verwarming. Als door de
stromingssensor een behoefte van meer dan 1,5 l/min aan warm tapwater wordt
gedetecteerd, zal een eventuele CV-vraag onderbroken worden. Na het aanlopen
van de ventilator (code
3
) en het onsteken (code
6
tapwaterbedrijf (code
).
Tijdens tapwaterbedrijf wordt het toerental van de ventilator, en daarmee het
vermogen van het toestel, geregeld door de automaat op basis van de ingestelde
tapwatertemperatuur. De regeling draagt zorg voor de juiste tapwatertemperatuur.
Tijdens tapwaterbedrijf kan de water temperatuur worden ingesteld tussen 40°C en
65°C. De ingestelde tapwatertemperatuur wordt op het bedieningspaneel getoond.
Door de service toets in te drukken tijdens tapwaterbedrijf, kan de werkelijke
tapwatertemperatuur afgelezen worden.
Intergas Verwarming BV
4
zichtbaar.
4
) en de CV bedrijfstoestand (code
4
) komt de automaat in
3
is
5
).
6