Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

In Bedrijfstellen Van Het Toestel - Intergas Kombi Kompakt HR 22 A Installatievoorschrift

Verberg thumbnails Zie ook voor Kombi Kompakt HR 22 A:
Inhoudsopgave

Advertenties

6.2 In bedrijfstellen van het toestel

Nadat de voorgaande handelingen zijn uitgevoerd, mag het toestel in bedrijf gesteld worden.
1.
Druk op de aan/uit knop, om het toestel in bedrijf te stellen.
De warmtewisselaar wordt opgewarmd en op het service display verschijnen
(Afhankelijk status externe spaarschakelaar en/of OpenTherm regeling)
2.
Stel de pompstand in afhankelijk van het ingestelde maximaal vermogen en de
waterzijdige weerstand van de installatie. Voor de opvoerhoogte van de pomp en het
drukverlies van het toestel. Zie § 7.6.
3.
Stel de kamerthermostaat hoger in dan de kamertemperatuur. Het toestel gaat nu op CV-
5
bedrijf:
op het service display.
4.
Stook de installatie en het toestel op tot ca. 80°C.
5.
Controleer het temperatuurverschil tussen de aanvoer en retour van het toestel en de
radiatoren. Dit moet ongeveer 20°C bedragen. Stel hiervoor het maximaal vermogen in op
het service paneel. Zie Instelling maximaal vermogen. Stel eventueel de pomp stand en of
radiatorafsluiters in. De minimale doorstroom hoeveelheid bedraagt:
• 175 l/h bij een ingesteld vermogen van 6,1 kW
• 180 l/h bij een ingesteld vermogen van 6,3 kW
• 200 l/h bij een ingesteld vermogen van 7,0 kW
• 240 l/h bij een ingesteld vermogen van 8,5 kW
• 450 l/h bij een ingesteld vermogen van 15,6 kW
• 600 l/h bij een ingesteld vermogen van 21,4 kW
• 750 l/h bij een ingesteld vermogen van 26,2 kW
• 800 l/h bij een ingesteld vermogen van 28,1 kW
6.
Schakel het toestel uit.
7.
Ontlucht het toestel en de installatie na het afkoelen. (Zonodig bijvullen).
8.
Controleer de verwarming en de warmwatervoorziening op de goede werking.
9.
Instrueer de gebruiker over het vullen, ontluchten en de werking van de verwarming en de
warmwatervoorziening.
Opmerkingen
Het toestel is voorzien van een elektronische branderautomaat die de brander
ontsteekt en de vlam continue bewaakt, bij iedere warmtevraag van de verwarming
of van de warmwatervoorziening.
De circulatiepomp gaat bij iedere warmtevraag voor de verwarming draaien. De
pomp heeft een nadraaitijd van 1 minuut. De nadraaitijd kan eventueel gewijzigd
worden. Zie § 7.3.
De pomp draait automatisch 1 maal per 24 uur gedurende 10 seconden om
vastzitten te voorkomen. De automatische inschakeling van de pomp vindt plaats op
het tijdstip van de laatste warmtevraag. Om het tijdstip te wijzigen dient de
kamerthermostaat op het gewenste tijdstip even hoger gezet te worden.
Voor de warmwatervoorziening draait de pomp niet.
Intergas Verwarming BV
3.
,
4
en
7
39

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave