2-6
Beschrijving
Zodra de operator de hoofdschakelaar van de hoofdbesturingsmodule in
5. Werking
de fluïdisatiestand zet, wordt een magneetklep binnenin de module
bekrachtigd en gaat de LED voor fluïdisatielucht op het display branden.
De klep gaat open en laat lucht door naar de twee luchtdrukregelaars op
het frontpaneel. Vanuit de drukregelaars stroomt lucht door de
luchtslangen naar de "FLUID" aansluitkoppelingen op het achterpaneel.
Wanneer de operator de hoofdschakelaar op de hoofdbesturingsmodule
in de "AAN" stand zet, wordt een tweede magneetklep bekrachtigd en
gaat de LED voor netvoeding op het displaypaneel branden. De klep
gaat open en laat stuurlucht door naar de stuurluchtbediende schuif in de
SAH– of RAC–kast, die op zijn beurt opent en werklucht doorlaat naar de
pistoolbesturingsmodules. Drukregelaars in de pistoolbesturingsmodules
regelen de luchtdruk af die naar de poederpompen en de pistooldiffusors
wordt geleverd.
Zodra een pistoolbesturingsmodule een lage–lading conditie constateert,
wordt een signaal gezonden naar de hoofdbesturingsmodule en gaat de
alarm–LED op het displaypaneel branden. Als er een optioneel extern
alarm is geïnstalleerd, worden een amberkleurig knipperlampje en een
claxon geactiveerd.
Wanneer het externe beveiligingsrelais voor de afzuigventilator of de
transportband wordt onderbroken, (te voorzien door klant,
verbreekrelais), gaat de beveiligings–LED branden en worden de
netvoeding en luchttoevoer naar de pistoolbesturingsmodules
afgeschakeld. De spuitbewerkingen kunnen pas weer worden hervat
nadat het externe relais is gesloten. De transportbandbeveiliging kan
worden geannuleerd via het schakelslot op het displaypaneel.
E 1991 Nordson Corporation
Handleiding 37-12
213 631A
Alle rechten voorbehouden
Uitgave 01/91