( − ) ∗ 100
ℎ % =
waar:
Vx = fase met de grootste onbalans
Vm = gemiddelde van de spanningen
Voorbeeld: de drie fasen meten respectievelijk 383, 386 en 392 V. Het gemiddelde is:
383 + 386 + 392
= 387
3
Het percentage van onbalans is:
( 392 − 387 ) ∗ 100
= . %
387
lager dan het maximaal toelaatbare percentage (3%).
D–EIMAC01905-23_05NL - 25/37