Meerdere naast elkaar geïnstalleerde systemen op een omheind terrein
In geval van omheinde terreinen met muren met een hoogte gelijk aan of hoger dan die van de systemen, wordt de
installatie afgeraden. Systeem 2 en systeem 3 functioneren met een aanzienlijk hogere temperatuur door de verhoogde
recirculatie. In dit geval moeten speciale voorzorgsmaatregelen worden getroffen met betrekking tot de specifieke
installatie (bijv. muren met roosters, verhoogde installatie van het systeem op een onderstel, kanalen op de afvoer van de
ventilatoren, hoge-draagkrachtventilatoren, enz.).
Alle bovenstaande gevallen liggen nog gevoeliger wanneer de ontwerpvoorwaarden in de buurt liggen van de
bedrijfsgrenzen van het systeem.
OPMERKING: Daikin kan niet aansprakelijk worden gesteld in geval van storingen veroorzaakt door de recirculatie van
hete lucht of van onvoldoende luchtstroom als gevolg van een onjuiste installatie, wanneer de bovenstaande
aanbevelingen genegeerd worden.
4.5.1
Waterleidingen
De leidingen moeten ontworpen zijn met zo min mogelijk bochten en verticale richtingsveranderingen. Op deze manier
worden de installatiekosten aanzienlijk beperkt en worden de prestaties van het systeem verbeterd.
Het hydraulische systeem moet over het volgende beschikken:
1. Trillingsgedempte montage om de overdracht van trillingen naar de structuren te verminderen.
2. Afsluitkleppen om het systeem voor onderhoud te isoleren van het hydraulische systeem.
3. De stromingsschakelaar moet de unit beschermen tegen bevriezing door de waterstroom in de verdamper continu te
bewaken. In de meeste gevallen is de stromingsschakelaar ter plaatse zo ingesteld dat deze alleen een alarm genereert
wanneer de waterpomp wordt uitgeschakeld en de waterstroom tot nul daalt. Het wordt aanbevolen om de
stromingsschakelaar zo in te stellen dat deze een "waterverliesalarm" genereert wanneer de waterstroom 50% van de
nominale waarde bereikt, in dit geval wordt de verdamper beschermd tegen bevriezing en kan de stromingsschakelaar
verstopping van het waterfilter detecteren.
4. Handbediende of automatische ontluchtingsvoorziening op het hoogste punt van het systeem en afvoervoorziening op
het laagste punt van het systeem.
5. De verdamper en het warmteterugwinningsapparaat mogen niet op het hoogste punt van het systeem worden
geplaatst.
6. Een geschikte voorziening die in staat is om het hydraulische systeem onder druk te handhaven (expansievat, enz.).
7. Indicatoren voor watertemperatuur en -druk om de operator tijdens onderhoudswerkzaamheden te helpen.
D–EIMAC01905-23_05NL - 19/37