–
Met deze functie configureert u, welke in- en uitgangen
u kunt gebruiken en welke functies de in- en uitgangen
hebben.
Elke configuratie heeft een eenduidige instelwaarde die u in
de functie Config. VR71 moet invoeren. De instelwaarde en
de klemmenbezetting bij het geselecteerde systeemschema
is te vinden in het boek met systeemschema's.
Aansluiting van de sensoren op VR 71 (→ Pagina 34)
Aansluiting van de actoren op VR 71 (→ Pagina 34)
7.4.3
In- en uitgangen van de VR 70 configureren
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie [Confi-
guratie systeemschema ----] → Config. VR70, adr. 1
–
Met deze functie configureert u, welke in- en uitgangen
u kunt gebruiken en welke functies de in- en uitgangen
hebben.
Elke configuratie heeft een eenduidige instelwaarde die u in
de functie Config. VR70, adr. 1 moet invoeren. De instel-
waarde en de klemmenbezetting bij het geselecteerde sys-
teemschema is te vinden in het boek met systeemschema's.
Aansluiting van de actoren en sensoren op VR 70
(→ Pagina 33)
7.4.4
Multifunctionele uitgang van de VR 70
configureren
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie [Confi-
guratie systeemschema ----] → MA VR70, adr. 1
–
Met deze functie kunt u instellen, met welke functionaliteit
de multifunctionele uitgang bezet moet worden.
Aansluiting van de actoren en sensoren op VR 70
(→ Pagina 33)
Als u bij de VR 70 de configuratie 3 (Config. VR70, adr. 1)
ingesteld hebt, dan mag u niet Laadpomp of Leg.pomp
instellen.
De functie MA VR70, adr. 1 verschijnt niet op het display,
als door de systeemconfiguratie de functionaliteit van de
multifunctionele uitgang is vastgelegd.
7.4.5
Multifunctionele uitgang van de VR 71
configureren
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie [Confi-
guratie systeemschema ----] → MA VR71
–
Met deze functie kunt u instellen, met welke functionaliteit
de multifunctionele uitgang bezet moet worden.
Aansluiting van de sensoren op VR 71 (→ Pagina 34)
Aansluiting van de actoren op VR 71 (→ Pagina 34)
Als u bij de VR 71 de configuratie 3 (Config. VR71) inge-
steld hebt, dan mag u TV-reg. niet instellen. Bij de configura-
tie 6 mag u niet Laadpomp, Leg.pomp of TV-reg. instellen.
De functie MA VR71 verschijnt niet op het display, als door
de systeemconfiguratie de functionaliteit van de multifunctio-
nele uitgang is vastgelegd.
0020255078_00 multiMATIC Installatiehandleiding
Bedienings- en weergavefuncties 7
7.5
Extra module
7.5.1
Multifunctionele uitgang configureren
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie [Extra
module ----] → Multifunct. uitg.2
–
U kunt de multifunctionele uitgang 2 gebruiken om de
circulatiepomp, de ontvochtiger of de legionellabescher-
mingspomp aan te sturen.
Afhankelijk van het vastgelegde systeemschema is de multi-
functionele uitgang 2 met een enkele functie opgegeven of u
kunt een functie uit een selectie van twee of drie functies in-
stellen.
7.5.2
Uitgangsvermogen van de extra CV-ketel
instellen
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie [Extra
module ----] → Uitg. extra verw.
–
Als u een aroTHERM aangesloten hebt, dan kunt u deze
functie Uitg. extra verw. gebruiken. Met deze functie
stelt u de stand (max. uitgangsvermogen) in, waarmee
de extra CV-ketel bij een warmteaanvraag mag werken.
U kunt de extra CV-ketel in drie verschillende standen (uit-
gangsvermogens) gebruiken.
7.5.3
Multifunctionele ingang configureren
Menu → Installateurniveau → Systeemconfiguratie [Extra
module ----] → Multifunct. uitg.
–
Als een warmtepomp aangesloten is, dan kunt u de func-
tie Multifunct. uitg. gebruiken. Daarvoor vraagt de ther-
mostaat de ingang van de warmtepomp op.
–
Ingang bij de aroTHERM is: ME van de aanvullende
module VWZ-AI
–
Ingang bij de flexoTHERM is: X41, klem FB
Als op de ingang van de warmtepomp een signaal aanwezig
is, dan zijn de volgende functies mogelijk.
n.aangesl.: de thermostaat activeert geen functies. De ther-
mostaat negeert het aanwezige signaal.
1xcircul.: de gebruiker heeft op de toets voor de circulatie
gedrukt. De thermostaat stuurt de circulatiepomp voor een
korte periode aan.
PV: de aangesloten fotovoltaïsche installatie genereert
overtollige stroom, die voor de CV-installatie gebruikt moet
worden. De thermostaat activeert eenmalig de functie 1 x
boilerlading. Blijft het signaal aan de ingang bestaan, dan
activeert de thermostaat het laden van het buffervat in het
CV-circuit. Daarbij wordt de buffertank met de aanvoertem-
peratuur en een offset, zie Offset voor buffertank instellen
(→ Pagina 12) zolang geladen, tot het signaal op de ingang
van de warmtepomp weer daalt.
13