VFLPG/VFL/VTL/VRA
Geen warmte
•
Controleer of de handmatig te resetten oververhittingbeveiliging is geactiveerd.
Reset eventueel nadat de oorzaak van de storing is vastgesteld. Zie onder "Oververhitting" op pagina 17.
•
Meet de oververhittingbeveiliging en het verwarmingselement door.
•
Controleer of er voedingsspanning staat op de aansluitklemmen van de verwarming.
Controleer vergrendelingen, zekeringen, verbrekers, enzv.
•
Koppel de sensor los van de aansluitklemmen van de verwarming.
Als de verwarming nu start, dan is de storing gelegen in het externe sensorcircuit.
Zo niet dan zit de storing in de regelaar (Pulser/TTC).
- MTX / -MTXL (-MTY / -MTYL)
- MTC / -MTCL
- MTP / -MTPL
•
Controleer of het stuursignaal de juiste polariteit heeft.
Maximale warmte zonder regeling
•
Koppel de kabels voor het stuursignaal los en overbrug/sluit kort de signaalingang.
Indien de verwarming nu loskoppelt, dan is de storing gelegen in het externe stuursignaal.
Geen warmte
•
Controleer of de handmatig te resetten oververhittingbeveiliging is geactiveerd.
Reset eventueel nadat de oorzaak van de storing is vastgesteld. Zie onder "Oververhitting" op pagina 17.
•
Meet de oververhittingbeveiliging en het verwarmingselement door.
•
Controleer of er voedingsspanning en stuursignaal is op de aansluitklemmen van de verwarming.
Controleer vergrendelingen, zekeringen, verbrekers, enzv.
•
Ontkoppel de bedrading voor het regelsignaal en sluit een batterijcel van 9V of een ander geschikte spanningsbron
aan als regelsignaal wanneer het een verwarming is van het type -MTX / -MTXL / -MTY / -MTYL / -MTP /
-MTPL.
Wanneer de verwarming van het type -MTC/-MTCL is, moet een 470Ω-weerstandselement in serie worden
aangesloten zodat de 9V batterijcel als regelsignaal kan worden gebruikt.
Indien de verwarming nu niet start, dan is de storing gelegen in de regelaar (Pulser/TTC).
Inschakelen
1. De kanaalverwarmer is voorzien van oververhittingsbeveiligingen. Aantal en instellingen zijn afgestemd op de
afmetingen van het kanaal en het gebruiksterrein.
2. Verwarmers kunnen geleverd zijn met oververhittingsbeveiligingen met een wisselende contactfunctie. Ook kan
een relais deel uitmaken van de koppeling. De wisselende contacten of de relaiscontacten kunnen worden gebruikt
als alarmfunctie voor de indicering van een geactiveerde oververhittingsbeveiliging. De relaiscontacten mogen niet
worden gebruikt voor vergrendeling, maar uitsluitend voor indicering.
3. De oververhittingsbeveiligingen van de verwarmer moeten altijd deel uitmaken van de stuurkring voor de
regelapparatuur. Het is niet aan te bevelen dat de regeling van de werking van de oververhittingsbeveiligingen
afhankelijk is van elektronica. Gegarandeerd moet zijn dat bij activering van een oververhittingsbeveiliging het
verwarmingsvermogen is uitgeschakeld.
4. De verwarmer kan een aantal vermogensstappen hebben. Dit blijkt uit het schakelschema aan de binnenkant van het
deksel van de verwarmer.
5. Aangezien het sensorcircuit voor verwarmers van type -MTEM/-MTEML met nominale stroom ≤40A
niet galvanisch is gescheiden van de voeding van de verwarmer, moet bij de installatie van sensoren en
richtwaardeninstellers rekening worden gehouden met het feit dat ze netpotentiaal hebben.
6. Bij een nominale spanning >415V3~ voor de verwarmer van type -MTEM/-MTEML met een nominale stroom
≤40A, moeten kanaalsensoren zo worden gemonteerd dat ze niet gedemonteerd kunnen worden zonder gereedschap,
zie pagina 36. Bovendien moeten kamersensoren/richtwaardeninstellers van type TG-R930 zijn.
18