VFLPG/VFL/VTL/VRA
Montage
1. Verwarmer VFLPG/VFL/VTL is afgestemd op montage in een kanaalsysteem. De verwarmer VRA is afgestemd
op montage in een ventilatieaggregaat.
2. De luchtrichting door de verwarmer moet conform het pijltje voor de luchtrichting op de verwarmer zijn.
3. De verwarmer kan in een horizontaal of een verticaal kanaal worden gemonteerd met het aansluitkastje opzij.
Montage met het aansluitkastje omhoog of omlaag is NIET toegestaan.
4. Een opening naar een kamer moet worden voorzien van een goed vastgezet rooster of een inlaatluchtvoorziening
als beveiliging tegen aanraking van de verwarmingselementen in die gevallen waarin er geen veiligheidsrooster op de
verwarmer is gemonteerd.
5. In de directe nabijheid van de uitblaasopening moet er een tekst worden aangebracht die waarschuwt tegen afdekken.
6. De afstand van of tot bochten in een kanaal, kleppen, filters en dergelijke, moet ten minste de afstand zijn die
correspondeert met de diagonale afmetingen van de verwarmer, d.w.z. van hoek tot hoek in het kanaaldeel van
de verwarmer. Anders bestaat het risico van een ongelijkmatige luchtstroom door de verwarmer, met het risico dat de
oververhittingsbeveiligingen worden geactiveerd.
7. De verwarmer moet worden geïsoleerd volgens geldende bepalingen voor ventilatiekanalen/ventilatieaggregaten.
De isolatie moet bestaan uit onbrandbaar isolatiemateriaal. De isolatie mag het deksel niet verbergen, aangezien het
type- en waarschuwingsplaatje zichtbaar moeten zijn en het deksel geopend moet kunnen worden. De verwarmer
moet toegankelijk zijn voor vervanging en i nspectie.
8. De afstand van het plaatomhulsel van de verwarmer tot hout of ander brandbaar materiaal mag NIET kleiner zijn
dan 100 mm.
Onderhoud
1. Onder normale omstandigheden is geen onderhoud nodig. Minimaal een keer per jaar moeten de functies perio
diek worden gecontroleerd en moeten de aansluitingen van de voeding opnieuw worden aangedraaid.
2. Om de isolatie in het verwarmingselement te behouden, moet de voedingsfase minimaal elke 3 maanden worden
aangesloten en 24 uur actief zijn.
Oververhitting
De verwarmer is voorzien van ten minste twee oververhittingsbeveiligingen (waarvan minimaal een handmatig wordt
gereset). Als de handmatig resetbare oververhittingsbeveiliging is geactiveerd, moet met het volgende rekening worden
gehouden:
1. Schakel de stroom uit.
2. Het deksel van de verwarmer mag alleen worden geopend door gekwalificeerd en bevoegd personeel.
3. Ga zorgvuldig na wat de oorzaak is van de activering van de oververhittingsbeveiliging.
4. Wanneer de storing is verholpen, kan de oververhittingsbeveiliging worden gereset.
Storingzoeken
- MTEM / -MTEML
•
Controleer of het correcte type sensor is toegepast en of de koppelingen juist zijn.
•
Controleer of de juiste functie is geïnstalleerd op de Pulser of TTC.
•
Controleer of de instellingen van de sensor en de richtwaarde de juiste weerstand hebben.
Maak deze los van de aansluitklemmen voordat u de weerstand opmeet.
De sensor voor 0...30°C moet een weerstand hebben van 10kΩ bij 30°C, 11,7kΩ bij 20°C en 15kΩ bij 0°C.
De externe instelling van de richtwaarde moet een weerstand hebben van 0...5kΩ.
Maximale warmte zonder regeling
•
Inactiveer de begrenzingfunctie, indien die is geactiveerd, door ervoor te zorgen dat de bruggen "MIN" en "MAX"
worden ingesteld.
•
Overbrug/sluit kort de ingang voor de hoofdsensor.
Indien de verwarming nu afkoppelt, dan ligt de storing in het externe sensorcircuit.
17