4.3
Toepassingsgebied
De pompen HiPace 700 moeten onder de volgende omgevingscondities worden geïn-
stalleerd en gebruikt:
Installatieplaats
Toegestane beveiligingsklasse
Beveiligingsklasse
Omgevingstemperatuur
Relatieve luchtvochtigheid
Luchtdruk
Opstellingshoogte
Verontreinigingsgraad
Toegestaan omringend magneetveld
Overspanningscategorie
Ingangsspanning netvoeding
Opmerkingen bij de omgevingscondities
De aangegeven toegestane omgevingstemperaturen gelden voor de werking van de
turbopomp bij maximaal toegestane voorvacuümdruk of gasdebiet afhankelijk van de
koelmethode. De turbopomp is door een redundante temperatuurbewaking intrinsiek
veilig.
● Door reductie van de voorvacuümdruk of het gasdebiet kan de turbopomp ook bij ho-
gere omgevingstemperaturen werken.
● Bij het overschrijden van de maximum toegestane bedrijfstemperatuur van de turbo-
pomp reduceert deze eerst de aandrijfcapaciteit en schakelt zo nodig aansluitend af.
beschermd tegen weersomstandigheden (binnenruimten)
IP30
I
+5 °C tot +30 °C bij convectiekoeling zonder gasdebiet
+5 °C tot +35 °C bij luchtkoeling
max. 80 %, bij T ≤ 31 °C, tot max. 50% bij T ≤ 40 °C
77 kPa - 106 kPa
max. 2000 m
2
≤6 mT
II
90 - 265 V AC
Productbeschrijving
11