4. Tractoraftakas inschakelen. De tractoraftakas
alleen in stationair bedrijf of bij laag
tractormotortoerental langzaam inkoppelen.
Om de instelling van de machine te controleren,
5.
30 m op werksnelheid zaaien en het werkbeeld
controleren.
AANWIJZING
Voer regelmatig de volgende visuele inspecties
uit, bijvoorbeeld na elke keer opnieuw laden met
zaaigoed:
Zaaidiepte
Segmentverdelerkoppen
Zaaischijven
Doseerunit
7.5 Zaaidiepte controleren
1. Fijne aarde 1 boven het zaaigoed 2
verwijderen.
2. Zaaidiepte 3 bepalen.
3. Zaaigoed weer bedekken met fijne aarde.
4. Zaaidiepte op meerdere plaatsen in langs- en
dwarsrichting van de machine controleren.
7.6 Op de wendakker keren
AANWIJZING
Het optillen van de machine zorgt voor de
stilstand van de doseerrol in de doseerunit.
Bij draaiende turbine komt er zaaigoed van de
zaaischijven tot het transporttraject geleegd werd.
Om de ophoping van zaaigoed te vermijden,
1.
de tractorregeleenheid voor de turbineaandrijving
met prioriteit bedienen.
MG7508-NL-NL | B.1 | 23.08.2022 | © AMAZONE
3
2
7 | Machine gebruiken
Zaaidiepte controleren
CMS-T-00004517-C.1
1
CMS-I-00003257
CMS-T-00004491-B.1
99