Het plaatsen van de uiteinden van de stokken op de te testen waterdichte laag,
binnen het gebied van de detectiedraad, zal, aangenomen dat er een lek te vinden is,
ervoor zorgen dat de richtingsbalk groter wordt en het instrument verandert van bereik
om deze verandering op te vangen. Gebruik de pijlen Omhoog en Omlaag om een
geschikt bereik te selecteren.
De gebruiker moet vervolgens vertrouwd raken met het apparaat door in het gebied
van de detectiedraad te gaan staan, een meting te doen, vervolgens ongeveer 30
graden (of een kleinere hoek) met de klok mee te draaien en een nieuwe meting te
doen.
De gebruiker herhaalt dit tot die een volledige cirkel heeft gedraaid. U zult zien dat de
metingen aan de ene kant oplopen tot een maximum, dan afnemen tot een minimum
(of nul) en dan aan de andere kant weer toenemen tot een maximum en ten slotte
weer afnemen. De maximale waarden liggen ongeveer 90 graden ten opzichte van de
minimale waarden.
De maximale waarden worden afgelezen wanneer de uiteinden van de stokken in lijn
staan met het lek en de minimale waarden wanneer de gebruiker recht naar het
defect toe kijkt of er direct met de rug naartoe staat.
Afb. 12 - Richtingsbalk
Het instrument maakt standaard gebruik van de optie AutoZoom, maar als u het
instrument liever in de handmatige modus bedient, kunt u op de pijltjestoetsen Omhoog
of Omlaag links van het scherm drukken om een handmatig bereik te selecteren.
Bereik 0 is het minst gevoelig en de gevoeligheid neemt geleidelijk toe, steeds met
factor 10 tot bereik 4. U kunt terugkeren naar AutoZoom door op de knop X te drukken.
Als u op de menuknop drukt, ziet u een gebruikersmenu waarmee u de werking van de
detector kunt aanpassen. Het contrast en de helderheid kunnen worden aangepast
door het menu-item te selecteren met de pijlen Omhoog/Omlaag, op de knop Ja te
drukken en het bereik vervolgens aan te passen met de pijlen Omhoog/Omlaag. U
bevestigt de selectie door op de knop Ja te drukken.
11-24
13