Download Print deze pagina

Bosch Condens 5300i WM Installatie- En Onderhoudshandleiding pagina 88

Gascondensatieketel

Advertenties

Solarinstallatie
15
Solarinstallatie
15.1
Installatie
15.1.1 Belangrijke aanwijzingen voor de solarinstallatie
• Voor de buizen bevelen wij het toebehoren solar-concentrische buis
aan (toebehoren).
• De bij uitlevering aangesloten onderdelen zijn montageklaar afge-
dicht.
• Sluit het veiligheidsventiel niet.
• Opvangbak (toebehoren SFF 3) voor solarvloeistof op veiligheids-
ventiel gebruiken.
• Monteer tussen de collectoren, de veiligheidsklep en het solar-expan-
sievat geen afsluiter.
• Bij installaties met een hoogteverschil meer dan 12 m de voordruk
van het solarexpansievat voor de montage aanpassen
( hoofdstuk 15.1.3, pagina 88).
• In de nabijheid van de collector kortstondig temperaturen tot ca.
175 °C worden bereikt.
Alleen temperatuurbestendige materialen gebruiken.
Wij adviseren de leidingen te hardsolderen.
• Wanneer het vullen van het systeem niet met een vulinrichting ge-
schiedt, moet op de hoogste plaats van het leidingsysteem een extra
ontluchting worden ingebouwd.
• Installeer om luchtinsluitingen te voorkomen, de leidingen van boiler
naar de collector stijgend.
• Op het laagste punt van het leidingsysteem een aftapkraan
inbouwen.
• Sluit de leiding op de aarding van het huis aan.
Het solarstation kan aan de linker- of rechterzijde van het toestel worden
geïnstalleerd.
▶ Isolatie voor solarboilerpomp en manometer passend uitsnijden.
Voor de afvoer van de veiligheidsklep op het expansievat de opvangbak
(toebehoren) gebruiken.
15.1.2 Collectortemperatuursensor TS1 aansluiten
▶ Monteer de collectortemperatuursensor conform de installatiehand-
leiding van de collector.
▶ Kabel van de collector-temperatuursensor en voorgemonteerde aan-
sluitkabel van solarmodule MS 100 op de kabel van de dubbele buis
aansluiten.
-of-
Indien geen dubbele buis wordt gebruikt:
▶ Aansluitkabel overeenkomstig de volgende voorwaarden kiezen:
• Tot 50 m kabellengte 0,75 mm
• Tot 100 m kabellengte 1,5 mm
▶ Om inductieve beïnvloeding te voorkomen de kabels gescheiden van
230 V geleidende kabels installeren.
▶ Wanneer er inductieve externe invloeden zijn te verwachten afge-
schermde kabels gebruiken.
88
2
2
15.1.3 Bedrijfsdruk
Voordruk van het solarexpansievat berekenen
Voor installatiehoogten vanaf 8 m hoogteverschil tussen collectorveld en
solarstation kan de voordruk van het solar-expansievat worden berekend
uit de statische installatiehoogte plus 0,4 bar. 1 m hoogteverschil komt
overeen met 0,1 bar.
Voor installaties met een hoogteverschil van minder dan 8 m geldt een
minimale voordruk van 1,2 bar.
Voorbeeld: installatie met 10 m hoogteverschil komt overeen met
1,0 bar + 0,4 bar = 1,4 bar benodigde voordruk solar-expansievat.
Wanneer de berekende voordruk afwijkt van de af fabriek ingestelde
voordruk:
▶ De benodigde voordruk instellen bij onbelast vat (zonder vloeistofd-
ruk).
Daardoor wordt het maximaal bruikbare volume ter beschikking ge-
steld.
Voordruk van het expansievat van het solarsysteem controleren
▶ Solarcircuit drukloos maken.
▶ Dop van klepzitting afschroeven.
▶ Voordruk meten, indien nodig bijvullen.
▶ Dop op klepzitting weer vastschroeven.
Aanpassen bedrijfsdruk van de solar-installatie
De bedrijfsdruk wordt berekend uit de statische installatiehoogte plus
0,7 bar. 1 meter hoogteverschil komt overeen met 0,1 bar.
Voorbeeld: installatie met 10 m hoogteverschil komt overeen met
1,0 bar + 0,7 bar = 1,7 bar benodigde bedrijfsdruk.
▶ Bij te lage druk solarvloeistof bijpompen.
▶ Sluit na afronding van de ontluchtingsprocedure de dop van de auto-
matische ontluchter.
Alleen bij een gesloten ontluchter treedt bij het verdampen van solar-
vloeistof in de collector de drukcompensatie via het solar-expansievat
op.
Condens 5300i WM – 6721827358 (2023/02)

Advertenties

loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Gc5300i wm 24/210 so