14
Boiler
14.1
Inbedrijfstelling
Debiet van de boiler begrenzen
Voor het best mogelijke gebruik van de boilercapaciteit en voor het voor-
komen van een vroegtijdige vermenging:
▶ Volumestroom extern begrenzen (debietbegrenzer).
14.2
Inspectie en onderhoud
14.2.1 Voorpaneel van de boilermantel afnemen
Afb. 170 Voorpaneel van de boilermantel afnemen en veilig wegzetten
14.2.2 Veiligheidsklep van de boiler controleren
▶ Veiligheidsklep controleren en door meerdere keren beluchten,
spoelen.
14.2.3 Beschermanode controleren
De magnesiumanode vormt voor mogelijke defecten in de emaillering
een minimale bescherming.
Uitval van de beschermanode kan vroegtijdige corrosieschade tot gevolg
hebben.
▶ Kabel van de beschermanode naar de boiler verwijderen.
▶ Ampèremeter (mA) in serie daartussen schakelen.
De stroom mag bij gevulde boiler niet lager zijn dan 0,3 mA.
2.
1.
Afb. 171
▶ Bij te weinig stroom: beschermanode vervangen.
Condens 5300i WM – 6721827358 (2023/02)
1.
2.
0010029652-001
3.
3.
mA
▶ Na de meting/het vervangen: kabel weer insteken, omdat anders de
beschermanode geen functie heeft.
14.2.4 Reinig de boiler
Bij kalkarm water
▶ Controleer de boiler regelmatig.
▶ Reinig de boiler van afzettingen.
Bij kalkhoudend water of sterke vervuiling
▶ Bij kalkhoudend water resp. sterke verontreiniging:ontkalk de warm-
waterboiler naargelang de optredende kalkhoeveelheid regelmatig
via een chemische reiniging (bijvoorbeeld met een geschikt kalkop-
lossend middel op citroenzuurbasis).
14.3
Buitenbedrijfstelling
Vorstbeveiliging voor de boiler
Ook bij uitgeschakelde warmwatervoorziening is vorstbeveiliging voor
de boiler gewaarborgd.
▶ Geen warmwaterbedrijf
pagina 55).
instellen ( hoofdstuk 7.1,
Boiler
87