Gebruik van de PowerStarter als starthulp
– Voor het schakelen van het veiligheidsrelais (in de PowerStarter) moet de voertuigaccu
een restspanning van ca. 2 Volt bezitten.
– Let er bij het aansluiten van de klemmen op dat zich geen beweeglijke motordelen
(ventilatoren, V-snaren, dynamo's e.d.) in de omgeving bevinden.
Aansluiting van de PowerStarter
– Verbind eerst de rode (+, positieve) klem met de pluspool van de accu (zie C 1).
– Verbind daarna eerst de zwarte (–, min-) klem met de minpool van de accu (zie C 2).
Bij correcte aansluiting brandt de controlelamp groen (zie C 3). Bij verkeerd gepoolde
aansluiting knippert de controlelamp rood en klinkt er een waarschuwingssignaal
(zie C 4).
– Wacht ca. 5 minuten, om de voertuigaccu voor te laden.
– Start de motor.
– Loopt de motor, verwijder dan eerst de zwarte klem en daarna de rode klem van de
voertuigaccu.
Let op! Houd rekening met bewegende motoronderdelen. Er bestaat
verhoogde kans op verwondingen!
Gebruik van de PowerStarter als 12V-spanningsbron
Indien u de PowerStarter als 12V-spanningsbron gebruikt, let dan op de
volgende aanwijzingen:
– De belasting van de PowerStarter mag niet hoger zijn dan 5 A.
– Gebruik voor het aansluiten op PowerStarter de bij uw apparaat gevoegde
12V-voedingskabel. Aan één kant van de voedingskabel moet zich een steker
bevinden, die in de sigarettenaansteker-bus van de PowerStarter past.
Bij overbelasting wordt de in de PowerStarter ingebouwde automatische
beveiliging geactiveerd.
– Schakel het met een spanning van 12 V te voeden apparaat uit.
– Trek de stekker uit de sigarettenaansteker-bus en wacht ca. 2 minuten.
– De overbelastingsbeveiliging schakelt zichzelf automatisch weer in.
Gebruik van de PowerStarter (zie D)
– Schakel het met een spanning van 12 V te voeden apparaat uit.
– Steek de steker van de voedingskabel in de sigarettenaansteker-bus van de
PowerStarter.
– Schakel het apparaat weer in.
51