15
Babyfoon
Met de functie babyfoon kunt u horen wat er gebeurt in een
bepaalde ruimte, bijvoorbeeld in de kinderkamer. Als u eerst de
hoorn van de telefoon in de kinderkamer naast het toestel legt en
vervolgens een code intoetst, kunt u dit toestel daarna bellen
vanaf een ander intern toestel. Het babyfoontoestel gaat dan niet
over. Via de hoorn hoort u de geluiden in de ruimte van het baby-
foontoestel.
U kunt het babyfoontoestel zo vaak bellen als u wilt. De babyfoon
blijft ingeschakeld als u andere interne of externe telefoongesprek-
ken voert. U kunt alle toestellen gebruiken als babyfoontoestel,
behalve toestel 11.
15.1
Babyfoon inschakelen
1
Neem de hoorn op van het toestel in de kamer die u wilt con-
troleren (niet toestel 11).
Toets code 96850/ in.
2
>
U hoort niets. De babyfoon is ingeschakeld.
3
Leg de hoorn naast het toestel.
Let op!
Als het babyfoontoestel een instelbaar ontvangstvolume heeft,
moet dit zo laag mogelijk worden gezet.
15.2
Babyfoontoestel bellen
1
Neem de hoorn op van een intern toestel.
2
Toets het toestelnummer in van het babyfoontoestel.
>
Het babyfoontoestel gaat niet over. U hoort de geluiden in de
ruimte waar het babyfoontoestel zich bevindt.
15.3
Babyfoon uitschakelen
1
Leg de hoorn van het babyfoontoestel op de haak.
>
De babyfoon is uitgeschakeld.
56